Zie ook bekendmaking
Art
6:7 AWB
De termijn
voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Termijnoverschreiding van art. 6 EVRM niet ter beoordeling bestuursrechter
Naar vaste jurisprudentie kan bij de bestuursrechter worden opgekomen tegen
een zogenaamd zelfstandig schadebesluit. Een vordering tot vergoeding van schade
als gevolg van een overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 van
het EVRM door de bestuursrechter dient bij de burgerlijke rechter te worden
ingesteld. De Raad stelt zich op het standpunt dat hij in gevallen als daar
aan de orde in beginsel niet treedt in een beoordeling van het mogelijk schadeplichtig
handelen van de bestuursrechter in verband met een gestelde schending van het
redelijke-termijnvereiste van artikel 6 van het EVRM (CRvB 24 december 1997,
AA8804).
Bezwaartermijn van zes weken niet in strijd met gemeenschapsrecht
Mede gezien de mogelijkheid van het indienen van een pro forma bezwaarschrift,
kan een bezwaartermijn van zes weken niet in strijd worden geacht met het effectiviteitsvereiste
inzake de handhaving van aan het EG-recht te ontlenen aanspraken. Ook anderszins
acht de Raad de lengte van de naar nationaal recht geldende bezwaartermijn op
zich zelf niet in strijd met het gemeenschapsrecht (2002-12-23 CRvB AF3438
).
Discriminatie laat een beroep op termijnoverschrijding toe (2002-07-25 CRvB AF1900 )
Termijnoverschrijding beroep informatie status besluit
Het had op de weg van appellant gelegen inlichtingen in te winnen over de status
van het genomen besluit. Appellant is op 7-6-1994 medegedeeld dat het op 11-4-1994
verzonden besluit moest worden aangemerkt als een definitief besluit. Het bepaalde
in art. 6:11 AWB brengt niet met zich mee dat op dat moment wederom een termijn
van 6 weken voor bezwaar in het leven geroepen wordt. Van appellant mag worden
verlangd dat alsdan bezwaar wordt gemaakt zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs
van hem kan worden verlangd. Door nog 4 weken te wachten na mededeling van de
status van het besluit is de termijn niet verschoonbaar overschreden. (ABrS
16-6-1995, AB 95, 507. Zie ook commentaar op art. 6:12 AWB en in bijzonder de
toelichting op de nota van wijziging kamerstukken II 1990/91, 21 221, nr. 6,
p 7 jur 46. Van verzuim is onder meer dan sprake indien de indiener na het wegvallen
van de omstandigheid die een tijdig bezwaar of beroep verhindert te lang talmt
met het alsnog maken van bezwaar of het instellen van beroep)
Termijn na verschoonbaar verzuim
Indien na afloop van de bezwaartermijn verschoonbaaar te laat bezwaar wordt
ingediend, dient dat bezwaar binnen twee weken nadat belanghebbende bekend raakt
met het genomen besluit zijn bezwaren kenbaar te maken. De wettelijke termijn
gaat niet opnieuw lopen, hetgeen vigerende jurisprudentie is (2002-06-05 RVS
AE3692 ).
Termijnen verschoonbaar verzuim
Als op 11-05-1999 het besluit is ontvangen en het overheidsorgaan op het besluit
de verzenddatum 10-05-1999 heeft aangetekend dan moet aangenomen worden dat
het besluit, als bedoeld in art. 3:41 AWB, op 10 mei 1999 heeft plaatsgevonden.
De beroepstermijn van art. 6:7 en 6:8 AWB bedraagt 6 weken. Ingevolge art. 6:9
lid 2 AWB is beroep tijdig ingediend indien het vóór het einde
van de beroepstermijn ter post is bezorgd. De datum poststempel kan aangenomen
worden als die datum.
O.g.v. art. 6:11 AWB moet onderzocht worden of niet-ontvankelijkverklaring achterwege
moet blijven wegens verschoonbaar verzuim. Een emotioneel ingrijpend moment
als een abortus levert geen verschoonbaarheid op, zeker niet als de rechtsbijstandverzekeraar
het beroepsschrift al enkele dagen voor afloop van de termijn heeft kunnen vervaardigen
(2002 CRvB AF0501
).
Bevoegdelijk vertegenwoordigen en termijn
Op grond van art. 25 lid 2 AAW is UWV bevoegd met terugwerkende kracht van meer
dan een jaar vanaf de datum van aanvraag een uitkering toe te kennen indien
een verzekerde redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
Bij de beoordeling in situaties waarin de belangen bevoegdelijk door een derde
worden behartigd, moeten de omstandigheden van die derde in ogenschouw worden
genomen.
De ouders kunnen niet geacht worden hun meerderjarige zoon te vertegenwoordigen
die een ernstig te nemen psychiatrische problematiek en drugsverslaving heeft
en vanaf zijn 17e verjaardag volledig arbeidsongeschikt was. Daarbij is van
belang dat hij al tijdens zijn minderjarigheid, maar ook daarna, niet in het
ouderlijk huis verbleef en zijn problemen voor zijn ouders verborgen heeft gehouden
De bijzondere omstandigheid doet zich voor dat niet aannemelijk is dat de ouders
tijdens de minderjarigheid van hun zoon inzicht in de ernst van zijn psychiatrische
aandoening hebben gehad en de consequenties daarvan voor zijn vermogen om met
arbeid inkomen te verdienen (2002-10-29 CRvB AF0880).
Termijnoverschrijding en sanctie afhankelijkheid benadeling
De Raad meent dat, gezien de samenhang tussen de termijngebonden inlichtingenverplichting
en de Algemene inlichtingenverplichting, bij de regeling van de sanctionering
aspecten, zoals de mate van benadeling door de overschrijding, niet buiten beschouwing
kunnen blijven (2002-12-03 CRvB AF1673
).
Art.
6:8 AWB
Bekendmaking
Bekendmaking is geregeld in art. 3:41 AWB. Bekendmaking
kan in omstandigheden telefonisch gebeuren. De termijn begint dan te lopen na
de telefonische kennisname (ABRS 28 september 1995 JG 96.0136[50]).
De termijn begint niet te lopen na een latere toezending van een kopie, maar
na toezending van het besluit zelf (ABRS 11 januari 1996 Gst. 7044, nr. 5[51].)
Het bestuursorgaan dient verzending aan te tonen (CRvB27aug. 1996 JB 1996, 217[52]).
Art.
6:9 AWB
Datum afstempeling
is maatgevend
De jurisprudentie van art. 3:41AWB geldt ook voor art. 6:9 AWB wat betreft het
uitgangspunt dat de datum afstempeling op het postkantoor maatgevend is voor
de indiening van een bezwaar- of beroepschrift. De rechter dient bij te late
binnenkomst daarnaar een onderzoek in te stellen (HR 4 febr. 1998 BNB 1998,
86[53]).
Indiening mag ook per fax gebeuren (HR 16 febr. 1996 RvdW 1996, 59[54]).
Bewijs diversen bezwaarschrift aantekenen
De wijze van registratie van uitgaande post levert hooguit een vermoeden van
verzending op, maar is zonder meer onvoldoende nu ontvangst wordt ontkend (CRvB
23-10-1997, KG 1998, 45)
Termijnoverschrijding toezending aantekenen
Als op 15-9-1989 appellante aan verweerder gevraagd heeft waar het besluit blijft
en dat op dezelfde dag opgezonden werd is aannemelijk dat zij eerst op die dag
het besluit ontvangen heeft, niet toen het besluit volgens verweerder op 9-8-1998
verzonden werd nu dat niet aangetekend gebeurde (ABrS 16-6-1993 AB 1994, 424).
Feestdagen
Als de laatste dag op een feestdag valt wordt de termijn verschoven (Rb. Roermond
9 november 1995 AWB-katern 1996, 18[55]).
Art.
6:15 AWB
Misbruik procesrecht
(lid3)
Indiening
bij onbevoegd orgaan
Ook bij afhandeling door het mogelijk onbevoegde bestuursorgaan geldt het tijdstip
van indiening bij dat orgaan (CBB 2 febr 1995 JB 1995, 62[69]).
Als de bezwaarclausule op het besluit vermeld is en desondanks bij de verkeerde
instantie het bezwaar is ingediend geldt in beginsel onontvankelijkheid (CBB
24 maart 1995 RAWB 1995, 81[70]).
Termijnoverschrijding bezwaar beroep verkeerde loket
In het bestreden besluit wordt melding gemaakt van de mogelijkheid om hiertegen
beroep in te stellen bij de ABrS. Appellante heeft desondanks bij verweerders
een bezwaarschrift ingediend voor afloop van de beroepstermijn. Na afloop van
de beroepstermijn heeft verweerder het bezwaarschrift ter behandeling als beroepschrift
doorgezonden aan ABrS. Appellante is zelf voor die termijnoverschrijding met
enkele weken verantwoordelijk nu de beroepsgang bekend was gemaakt aan haa.r
De indiening van een beroepschrift bij een verkeerd orgaan stelt dat orgaan
in de verplichting tot doorzending ex art. 6:15 AWB. Het tijdstip van indiening
bij het onbevoegde orgaan is alleen dan maatgevend in de gevallen van het derde
lid daarvan. Daaraan doet niet af dat het beroepschrift niet snel is doorgezonden.
(ABRS 7-4-1995, AB 1995, 506 Jur 61.)
Art.
7:10 AWB
Termijn van
orde
De termijnen van art 7:10 AWB zijn van orde, waaraan geen sanctie is verbonden.
Overschrijding kan alleen bij een voldoende belangenafweging gerechtvaardigd
zijn (Pres. CBB 29 december 1994 JB 1995, 22[87]).
Art.
8:37 AWB
Onzorgvuldige
verzending
Indien verzending niet conform de voorschriften is gebeurd kan dat invloed op
termijnen hebben (CRvB 24 febr. 1998, JB 1998, 82[104]).
[51] ABRS 11 januari 1996 Gst. 7044, nr.
5
Latere toezending van
kopie van besluit heeft geen invloed op beroepstermijn. Hiervoor is de oorspronkelijke
toezending beslissend (art. 3:41 AWB).
CRvB 6 febr. 1998 AB
169:
Datum aanvang beroepstermijn
bij verzending vertaling uitspraak
HR 27 november 1996
nr. 31691, n.g
Mededeling inspecteur
dat motivering later wordt nagestuurd. Het tijdelijk ontbreken van de motivering
kan onder omstandigheden slechts leiden tot toepassing van art. 6:11 AWB.
[52] CRvB27aug. 1996 JB 1996, 217
Nu ook anderszins de verzending van het besluit niet is aangetoond, staat
naar het oordeel van de Raad niet vast dat verzending van dit besluit daadwerkelijk
heeft plaatsgevonden. Dat brengt mee dat de termijn als bedoeld in art.
6:8 AWB niet reeds op 22 oktober 1994 en ook niet t.t.v. de indiening
van het bezwaarschrift was aangevangen.
Pres. Rb. 's-Gravenhage 3 juni 1994 JB 1994, 166
Verzending naar niet
bestaand adres; beroepstermijn niet aangevangen)]
[53] HR 4 febr. 1998 BNB 1998, 86
Onderzoeks- en motiveringsplicht van de rechter in geval het beroepschrift
niet ter griffie binnenkomt binnen de termijn genoemd in art. 6:9, tweede
lid.
HR 29 november 1995
BNB 1996 52
Verzetprocedure. Verzetschrift
één dag na verzettermijn binnengekomen: Indien een verzetschrift niet binnen
de termijn van zes weken is ontvangen, dient de uitspraak van het gerechtshof,
waarbij een belanghebbende niet-ontvankelijk wordt verklaard, de gronden in
te houden waaruit blijkt dat ook na toepassing van het bepaalde in art. 6:9,
tweede lid en art. 6:11 AWB de te late ontvangst van het verzetschrift tot
niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Aangezien de uitspraak van het hof
hieromtrent niets vermeldt, is deze niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
[54] HR 16 febr. 1996 RvdW 1996, 59
Naar hedendaagse opvattingen kan een verzoekschrift ook ter griffie worden
ingediend door middel van verzending per fax (HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284).
een per fax verzonden verzoekschrift dat blijkens evenbedoelde zelfstandige
registratie bij het gerecht is begonnen binnen te komen vóór 24.00 uur op
de laatste dag van een termijn, geldt als binnen deze termijn ter griffie
ingediend zie ook CRvB 3 maart 1994 JG 94.409
HR 10 juni 1994 NJ 1995, 284
Uit de in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voorkomende terminologie
`indiening ter griffie' mag niet worden afgeleid dat feitelijke aflevering
van een verzoekschrift aan het daarvoor bestemde loket de enige manier zou
zijn waarop de rechtzoekende zijn verzoekschrift aan het bevoegde gerecht
kan doen toekomen.
[55] Rb. Roermond 9 november 1995 AWB-katern
1996, 18
Algemene Termijnen
Wet: Het beroepschrift van eiser 2 is ingekomen op 11 mei 1994, dat van eiser
1 op 16 mei 1994. De eerste dag van de beroepstermijn is 1 april 1994. De
laatste is dan vrijdag 13 mei 1994. Dit is echter de dag na Hemelvaartsdag,
welke volgens de ATW is gelijkgesteld met een feestdag. De laatste dag van
de beroepstermijn is derhalve verschoven naar maandag 16 mei 1994.
[69] CBB 2 febr 1995 JB 1995, 62
Bij de bekendmaking
van de beslissing op het bezwaarschrift heeft de burgemeester niet adres
en vestigingsplaats van het College vermeld. Appellant heeft zijn bezwaarschrift
gericht aan het College en gezonden aan de burgemeester, die het vervolgens
- conform art. 32a, lid 1, Wet Arbo - heeft afgehandeld. Gelet op deze omstandigheden
doet zich hier de onder art. 6:15, lid 3, onder c, AWB bedoelde situatie
voor, zodat het er voor moet worden gehouden dat het beroepschrift, nu het
tijdig door de burgemeester is ontvangen, tijdig is ingediend.
[87] Pres. CBB 29 december 1994 JB 1995,
22
Het betreft hier
een termijn van orde waaraan ingevolge de bepalingen van de AWB geen sanctie
is verbonden. Onder deze omstandigheid moet worden geoordeeld of verweerster
bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten
de behandeling van het bezwaarschrift aan te houden. (...) De conclusie
luidt dat verweerster geen redenen heeft aangevoerd die de beslissing tot
aanhouding van de beslissing op bezwaar voor onbepaalde tijd voldoende kunnen
rechtvaardigen. Het beroep is dus gegrond. Ter regeling van de gevolgen
daarvan zal de president een termijn stellen waarbinnen verweerster alsnog
dient te beslissen.
ABRS 10 juli 1997 NA 1997, 352
Overwogen moet evenwel
worden dat geen wettelijk voorschrift valt aan te wijzen dat bepaalt dat
in het geval dat de beslistermijn is overschreven het desbetreffende besluit
niet in stand kan blijven. Evenmin ziet de Afd. voldoende grond om te oordelen
dat appellanten door deze gang van zaken zodanig in hun belangen zijn geschaad
dat het bestreden besluit om die reden wegens strijdigheid met enige geschreven
of ongeschreven rechtsregel dan met enig rechtsbeginsel niet in stand kar
worden gelaten.
Rb. Breda 26 juli 1996 AWB-katern 1996, 92
De wettelijke termijn om op bezwaarschriften te beslissen legt het bestuursorgaan
een rechtsplicht op, waarbij slechts in bijzondere omstandigheden van het
bestuursorgaan niet gevergd kan worden zich aan deze beslistermijn te houden.
ABRS 3 maart 1995 ABkort 1995, 173
Niet tijdig gereageerd
op bezwaarschrift. Geen mededeling van verdaging als bedoeld in art. 7:10,
derde lid, AWB. Beroep prematuur noch onredelijk laat ingediend. Met besluit
gelijk te stellen weigering om tijdig op bezwaarschrift te beslissen vernietigd
wegens strijd met art. 7:10, eerste lid, AWB. Verweerders met toepassing
van art. 8:72, vierde en vijfde lid, AWB gelast binnen zes weken na verzending
uitspraak te beslissen op het bezwaarschrift.
CvBSf 22 oktober
1997 JB 1997, 274
Het College stelt
allereerst vast dat verweerder niet binnen de beslistermijnen van art. 7:10
AWB heeft beslist op het bezwaarschrift van eiser. Ing. het bepaalde in
art. 6:2, aanhef en onder b, AWB wordt het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. Daar niet gebleken is van een omstandigheid
die het niet tijdig nemen van het besluit kan rechtvaardigen en dit besluit
voorts in strijd met het bepaalde in art. 3:2 en 7:12, eerste lid, AWB is
genomen, wordt - naar vaste jurisprudentie (CvBSf 5 januari 1996, JB 1996,
107) - geconcludeerd dat het beroep deswege gegrond is en verweersters fictieve
weigering wegens strijd met de wet moet worden vernietigd.
[104] CRvB 24 febr. 1998, JB 1998, 82
Verzending niet-conform art. 8:37, zending door appellant niet ontvangen,
beroepstermijn niet aangevangen.