Verzuim en herstel

Herstel verzuim
Een verzuim kan niet leiden tot onontvankelijkheid dan nadat de gelegenheid is gegeven binnen een redelijke termijn het verzuim te herstellen, dat hoeft niet uit eigen beweging te gebeuren. Het bewijs dat de gelegenheid is gegeven rust op het bestuursorgaan (zie ook artt. 3:4 en 7:10 AWB ABRS 30 oktober 1997 NA 1997, 537[48]). Als na de uitnodiging tot het verschaffen van gronden het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld heeft het bestuursorgaan de discretionaire bevoegdheid een bezwaarschrift niet ontvankelijk te verklaren. Of van die bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden hangt van de omstandigheden af, een belangenafweging kan nodig zijn (CRvB 3 december 1996 RAWB 1997, 57[49]).

Art. 6:11 AWB
Verschoonbaar verzuim
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Verzuim moet verwijtbaar zijn en vaststaan
Als niet vaststaat dat het verzuim verwijtbaar is moet een bezwaar- of beroepschrift ontvankelijk verklaard worden (CRvB 15 febr. 1995 RSV 1995, 222[58]). Als bewijs dat verzuim verwijtbaar is volstaat verzending zonder terugontvangst niet (HR 27 oktober 1995 JB 1995, 338[59]).

Verzuim en ziekte
Ziekte aan het eind van de termijn kan grond zijn om het verzuim verschoonbaar te achten (HR 30 oktober 1996 JB 1996, 258) De duur van de ziekte en andere omstandigheden zijn daarop van invloed (ABRS 21 april 1997 NA 1997, 248 [61]). Als vertraging aan handelingen van derden te wijten is hetgeen niet binnen de risicosfeer van de belanghebbende ligt kan verzuim verschoonbaar zijn (Rb. 's Hertogenbosch 14 oktober 1994 JB 1995,10[62]). Bij een deskundige belanghebbende wordt verzuim snel niet verschoonbaar geacht (CRvB 15 april 1996 RAWB 1996, 74[63]).

Taal
Als de belanghebbende anderstalig is moet op grond van art. 6 EVRM verschoonbaarheid worden aangenomen (HR 18 november 1994 FED 1996, 164[64]).

Verzending naar gemachtigde vereist
Het niet naar de gemachtigde gestuurd hebben van het besluit maakt termijn overschrijding verschoonbaar op de voet van art. 6:17 AWB (Rb. 's-Hertogenbosch 11 augustus 1994 JB 1995, 2[65]). Evenwel dient bij het bekend worden van het besluit aan de gemachtigde binnen twee weken bezwaar of beroep te zijn ingesteld (ABRS 1 juni 1995 NJB-katern 1995, p. 341, nr. 27[66]).
Zie ook bekendmaking

Gemachtigde
Art. 2:1 AWB
Gevolg ontbreken machtiging
Dat men zich kan laten vertegenwoordigen is niets nieuws (vgl. art. 3:79 BW). Problemen kunnen zich voordoen met de machtiging. Als het verzoek om overlegging van een machtiging niet opgevolgd wordt is een aanvraag of bezwaar niet ontvankelijk, (ABRS 20 mei 1997 AB 428, JB 1997/156[14]). Bevoegdheid wordt niet verondersteld. Naar de letter van de wet mag van een advocaat in de voor- en bezwaarprocedure wel, maar in de beroepsprocedure geen machtiging verlangd worden (art 8:24 AWB).

Art. 6:18 AWB

Tijdens de bezwaarprocedure kan het bestuursorgaan het besluit herstellen of wijzigen, voor zover de wijziging niet op het onderwerp van bezwaar zelf betrekking heeft (Pres. Rb. Utrecht 19 febr. 1997 JB 1997, 96[71]).

Herstel vormverzuim
Art. 6:22 AWB
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Ondertekening
Niet ondertekening is een vormgebrek dat hersteld kan worden evenals gebruik van verkeerd briefpapier (ABRS 26 september 1996 Gst. 7052, nr. 3; CRvB 8 augustus 1997 RSV 1998, 20[73]).

Hoorzitting
Als geen hoorzitting in het primaire proces heeft plaatsgevonden kan dat in bezwaar hersteld zijn (ABRS 9 juli 1996 ABkort 1996, 545[74]).

[14] ABRS 20 mei 1997 AB 428, JB 1997, 156
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat op het moment dat een bestuursorgaan met toepassing van art. 2:1, tweede lid, AWB een schriftelijke machtiging verlangt, sprake is van een verzuim omdat alsdan vast komt te staan dat aan een bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar niet is voldaan. Uit art. 6:6 AWB volgt dat, alvorens tot niet-ontvankelijkverklaring kan worden overgegaan, de indiener van het bezwaarschrift in de gelegenheid moet worden gesteld dit verzuim te herstellen.  Gelet hierop [herstel-verzuim termijn van zes weken] en aangezien niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die dit verzuim kunnen rechtvaardigen, heeft appellant het bezwaar terecht - overeenkomstig zijn binnen het stelsel van de wet passend beleid - als kennelijk niet ontvankelijk aangemerkt.
CBB 18 juni 1997 AB 1997, 253, RAWB 1997, 118
De bij de aanvraag en in de bezwaarschriftprocedure overgelegde machtigingen hebben betrekking op "de indiening en afhandeling van aanvragen". Daaronder kan niet de indiening van een bezwaarschrift worden begrepen.  Verweerder kan van een gemachtigde verlangen dat hij met een schriftelijke machtiging aantoont welke zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid precies is en met name of deze ook het aanwenden van het rechtsmiddel van bezwaar omvat, een en ander met het doel te voorkomen dat personen tegen hun wens in een bezwaarschriftprocedure worden betrokken.
VzABRS 6 december 1996 M&R 1998, p. 32
De Vz. stelt vast dat namens W. e.a. door een ander dan de vertegenwoordiger in de onderhavige procedure bedenkingen zijn ingebracht . Aan het bedenkingenschrift is een lijst gehecht van de namen en de handtekeningen van W. e.a. De Vz. ziet in de stukken geen aanleiding de evenbedoelde handtekeningen niet aan te merken als een machtiging t.b.v. de indiener van het bedenkingenschrift.

[48] ABRS 30 oktober 1997 NA 1997, 537
De Afdeling is van oordeel dat art. 6:6 AWB aldus moet worden begrepen, dat op een bestuursorgaan de verplichting rust de indiener van een bezwaarschrift, dat niet voldoet aan de wettelijke eisen, uitdrukkelijk een termijn te stellen om dat gebrek te herstellen. Daaruit volgt dat de indiener van het bezwaarschrift het gebrek niet eerder hoeft te herstellen dan nadat hem een bericht van het bestuursorgaan heeft bereikt waarin hem daartoe een termijn wordt gesteld. Naar het oordeel van de Afdeling hebben appellanten op niet ongeloofwaardige wijze ontkend dat zij een termijnstelling als bedoeld in art. 6:6 voornoemd, hebben ontvangen. Verweerders hebben niet aannemelijk kunnen maken dat die termijnstelling door appellanten wel is ontvangen.

[49] CRvB 3 december 1996 RAWB 1997, 57
Appellant heeft nagelaten zijn bezwaarschrift van gronden te voorzien. Hem is gelegenheid geboden tot herstel van verzuim. Omdat hij geen gronden aanvullend heeft ingediend is zijn bezwaar niet-ontvankelijk geacht. Het bestuursorgaan was hiertoe bevoegd. De Raad is evenwel tot het oordeel gekomen dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van zijn bevoegdheid gebruik te maken. Gelet op het binnen de door het bestuursorgaan gestelde termijn verstuurde faxbericht door appellant en het tot tweemaal toe door de gemachtigde gedane verzoek om de stukken die tot de primaire beschikking hebben geleid te mogen ontvangen, had de gemachtigde van verweerder redelijkerwijs niet hoeven te verwachten, dat er direct al een niet-ontvankelijkverklaring zou volgen.
Rb. Amsterdam 8 augustus 1995 AWB-katern 1996, 19
De Rb. overweegt dat art. 6:6 aan het bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid toekent. Dat brengt mee dat de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring zal moeten steunen op een belangenafweging. In casu had een evenwichtige afweging van belangen niet kunnen leiden tot een n.o.-verklaring.

[58] CRvB 15 febr. 1995 RSV 1995, 222
Nu de indiener van het beroepschrift stelt dat de termijnoverschrijding aan een hem niet toe te rekenen omstandigheid is te wijten  en de onjuistheid van die stelling niet is komen vast te staan, zijn Wij van oordeel dat de termijn voor het instellen van beroep geacht moet worden te zijn aangevangen op 21 juli 1994, de dag waarom appellant kennis heeft genomen van de uitspraak.

[59] HR 27 oktober 1995 JB 1995, 338
De enkele omstandigheid dat niet is gebleken dat de aangetekende stukken door de posterijen als onbestelbaar aan de Griffier van het kantongerecht zijn teruggezonden, rechtvaardigt niet de slotsom dat van enige verschoonbaarheid van de zijde van V. geen sprake is.

[60] HR 30 oktober 1996 JB 1996, 258
Immers, niet valt in te zien waarom een tegen het einde van een beroepstermijn opgekomen ziekte redelijkerwijs geen grond zou kunnen opleveren, een te laat verzonden beroepschrift ontvankelijk te achten. Opmerking verdient dat de bewijslast dat een zodanig geval zich heeft voorgedaan op de belanghebbende rust.

[61] ABRS 21 april 1997 NA 1997, 248
Ziekte echtgenoot en psychische toestand appellant brengen geen verschoonbare termijnoverschrijding met zich 
HR 1 november 1994 DD 95.075
Uitstedigheid in casu geen grond verschoonbaarheid: Met name is niet gesteld hoe lang de periode van uitstedigheid heeft geduurd, welke voorzieningen waren getroffen voor betrokkenes post en waarom hij niet eerder heeft kunnen reageren. bovendien zijn de aan betrokkenes adres verstuurde inleidende beschikkingen - met informatie over beroepsmogelijkheden - en de aanmaningen niet als onherstelbaar geretourneerd (vgl. CRvB 5 januari 1996 AB 1996, 145)

[62] Rb. 's Hertogenbosch 14 oktober 1994 JB 1995,10
De rechtbank concludeert dat de curator gegeven de aard van zijn functie en het belang dat eiser - mede gelet op de bezwaartermijn - bij tijdige kennisneming van het voor hem bestemde besluit d.d. 10 augustus 1993 had, de betreffende brief terstond aan eiser ter hand had dienen te stellen althans eiser van het ingekomen poststuk op de hoogte had dienen te stellen. Nu hij dit, zoals gezegd, heeft verzuimd kan de geconstateerde termijnoverschrijding in redelijkheid niet aan eiser kan worden tegengeworpen.
HR 18 september 1995 DD 96.012
Sanctie terzake van stilstaan op fietsstrook. Beroep bij OvJ n.o. verklaard ogv termijnoverschrijding. Verweer betrokkene houdt in dat na de bekeuring contact is gezocht met de politie, die concludeerde dat geen sprake was van een fietspad conform de wet nu verkeersborden of andere aanduidingen ontbraken. Dit onderzoek duurde lang, zodat de termijnoverschrijding niet mijn schuld was. Volgens de Raad heeft de Ktr. het verweer kennelijk mede opgevat als een beroep op art. 6:11 AWB en aannemelijk geacht en geoordeeld dat i.c. sprake is van een geval conform dat artikel. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

[63] CRvB 15 april 1996 RAWB 1996, 74
Verder staat vast dat appellant beschikt over grote deskundigheid op het gebied van het toepasselijke recht. In het licht van de wetsgeschiedenis van artikel 6:11 van de AWB zal zich naar het oordeel van de Raad niet snel een verschoonbare termijnoverschrijding van een dergelijke procespartij voordoen.

[64] HR 18 november 1994 FED 1996, 164
Vereiste taal die betrokkene redelijkerwijs geacht kan worde te begrijpen. Duitser. Termijnoverschrijding gepardonneerd wegens in Nederland taal gestelde, aan betrokkene verzonden, geschriften. Strijd art. 6 EVRM.

[65] Rb. 's-Hertogenbosch 11 augustus 1994 JB 1995, 2
Besluit niet verstuurd naar gemachtigde. Termijnoverschrijding in beginsel verschoonbaar (zie ook ABRS 1 juni 1995 NJB-katern 1995, p. 341, nr. 27)
ABRS 4 juni 1997 AB 1998, 19
Bestreden besluit niet verzonden aan gemachtigde; bezwarentermijn nog niet gaan lopen; vernietiging n.o.-verklaring.

[66] ABRS 1 juni 1995 NJB-katern 1995, p. 341, nr. 27
Verzuim bestuursorgaan aan de raadsman van betrokkene een exemplaar besluit toe te zenden. Volgens de Pres. is de termijnoverschrijding in casu niet verschoonbaar omdat de raadsman niet binnen twee weken nadat hij met het besluit is bekendgeraakt beroep heeft ingesteld. De Afdeling acht dit oordeel juist (zie ook art. 2:1)
CRvB 21 febr. 1995 ABkort 252
Nalatigheid van een gemachtigde dient voor risico van eiseres te blijven.
ABRS 24 oktober 1994 JG 95.0041
Gemachtigde in Spanje; niet-versc
hoonbare termijnoverschrijding.

[71] Pres. Rb. Utrecht 19 febr. 1997 JB 1997, 96
Wijziging besluit hangende procedure in bezwaar met als doel het herstel van een motiveringsgebrek: `Een besluit dat (mede) n.a.v. een bezwaarschrift is genomen, dient echter in beginsel te worden aangemerkt als een beslissing op bezwaar als bedoeld in art. 7:1, tweede lid, AWB. Het los van de bezwaarschriftprocedure met toepassing van art. 6:18 AWB wijzigen van een besluit waartegen inmiddels een bezwaarschrift is ingediend, is  wel mogelijk, doch de aanleiding voor deze wijziging zal dan toch niet in het ingediende bezwaar moeten liggen (zie ook CRvB 9 mei 1995 JB 1995, 196).
Pres. Rb. 's-Hertogenboscb 24 maart 1994 AWB-katern 169
Volgens de Pres. levert de heroverweging van een besluit door het bestuursorgaan, hangende het beroep bij de rechtbank, geen nieuw besluit op indien die heroverweging niet leidt tot een nieuw besluit, intrekking o.i.d.

[73] ABRS 26 september 1996 Gst. 7052, nr. 3
Besluit van B&W is niet ondertekend. Toepassing art. 6:22 AWB.
CRvB 8 augustus 1997 RSV 1998, 20
gebruik briefpapier verkeerde bedrijfsvereniging is vormgebrek; toepassing art. 6:22 AWB

[74] ABRS 9 juli 1996 ABkort 1996, 545
Dwangsombeschikking. Strijd art. 4:8. Wel in bezwaar gehoord. Appellant is feitelijk niet in zijn belangen geschaad doordat hij zijn zienswijze niet heeft kunnen kenbaar maken voorafgaand aan de dwangsom.