Bedrijfsregeling no. 7
(Schaderegeling) Schuldloze Derde
Inhoud:
1998
(Schaderegeling) Schuldloze Derde
Deze Bedrijfsregeling is in werking getreden op 1 augustus 1971 en laatstelijk gewijzigd per 4 december 1998.
De vergadering van de Sector Schade van het Verbond van Verzekeraars,
in aanmerking nemende:
dat de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf in gevaar wordt gebracht, indien degene, die buiten zijn schuld schade lijdt als gevolg van een verkeersongeval, waarbij behalve hijzelf twee of meer verkeersdeelnemers zijn betrokken, van wie redelijkerwijs aannemelijk is, dat ten minste één van hen schuld treft met betrekking tot het ontstaan van zijn schade, nochtans verstoken blijft van een hem rechtens toekomende schadevergoeding als gevolg van een meningsverschil tussen de WA‑verzekeraars van de overige bij het verkeersongeval betrokken partijen over de vraag, wie van hen civielrechtelijk aansprakelijk is voor de uit het ongeval voortvloeiende schade en in welke mate zulks het geval is; dat de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf in overeenstemming met een daartoe strekkende aanbeveling van het Comité Européen des Assurances in talrijke uitspraken sedert 1964 heeft beslist dat in dergelijke gevallen de schade aan de schuldloze derde terstond dient te worden vergoed, hetzij door de betrokken WA‑verzekeraars voor gemene rekening, hetzij door één van hen, zonodig tegen overdracht door de schuldloze derde van zijn vorderingen uit hoofde van het verkeersongeval, ongeacht wat van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van ieder van hen afzonderlijk rechtens zij en zonder hieromtrent van de "schuldloze derde" voorafgaand nader bewijs te verlangen.
overwegende:
dat, niettegenstaande deze ook in Nederland reeds geruime tijd bestaande gedragslijn, de schade van de "schuldloze derde" in vele gevallen met aanmerkelijke vertraging wordt vergoed, waardoor aan de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf afbreuk wordt gedaan; dat deze vertraging zijn oorzaak pleegt te vinden in onzekerheid bij verzekeraars omtrent de vraag of in het onderwerpelijke schadegeval de regeling met betrekking tot de "schuldloze derde" van toepassing is, anderzijds in de terughoudendheid van de betrokken verzekeraars om eigener beweging tot schadevergoeding aan de schuldloze derde over te gaan als gevolg van een niet zelden gerechtvaardigde verwachting naderhand de overige betrokken WA‑verzekeraars eerst bereid te vinden in de schadevergoeding aan de schuldloze derde bij te dragen, na geleverd volledig bewijs met betrekking tot de aansprakelijkheid van ieders verzekerde; dat aldus een gedragslijn, welke tot doel heeft de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf te beschermen onvoldoende functioneert;
van oordeel:
dat de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf vereist, dat de beletselen voor een juiste werking van bovenbedoelde gedragslijn kunnen worden weggenomen door te vorderen:
a. dat in het voorkomende geval, op eenvoudige wijze ken worden vastgesteld of de
regels met betrekking tot de "schuldloze derde" van toepassing zijn;
b. dat de lasten van de op voorhand aan de schuldloze derde uitgekeerde
schadevergoeding, op eenvoudig te bepalen wijze over de betrokken WA
verzekeraars worden verdeeld;
c. dat in een vorm van snelle beslechting wordt voorzien van geschillen tussen betrokken WA‑verzekeraars omtrent de toepasselijkheid van de gedragslijn met betrekking tot schuldloze derden.
heeft bij besluit van 23 juni 1971 de onderstaande Bedrijfsregeling vastgesteld en laatstelijk
gewijzigd per 4 december 1998.
a. Verzekeraar: Een lid van de Afdeling Motorrijtuigen, alsmede die
motorrijtuig‑WA‑verzekeraar, die schriftelijk heeft
verklaard zich aan deze Bedrijfsregeling te onderwer-
pen.
b. Verkeersdeelnemer: Hij wiens risico van burgerrechtelijke aansprakelijkheid
ter zake van het rijden met een motorrijtuig is verzekerd
bij een verzekeraar.
c. Verkeersongeval: Voorval tengevolge waarvan in het verkeer schade is
veroorzaakt met of door een motorrijtuig in de zin van
de WAM.
d. Schuldloze derde: Hij, die als gevolg van een verkeersongeval in
Nederland, waarbij behalve hijzelf twee of meer
verkeersdeelnemers zijn betrokken, schade lijdt, ten
aanzien waarvan aannemelijk is, dat niet hem het
ontstaan hiervan kan worden toegerekend, doch ten
minste één der overige bij het verkeersongeval betrok
ken verkeersdeelnemers.
e. Regelende verzekeraar: De bij het ongeval betrokken verzekeraar, die door een
schuldloze derde als eerste werd aangesproken tot
schadevergoeding.
f. Commissie van Arbitrage: De Commissie die door de Afdelingscommissie Mo
torrijtuigen van de Sector Schadeverzekering van het
Verbond van Verzekeraars is aangewezen tot het ge
ven van beslissingen als bedoeld in artikel 4 van deze
Bedrijfsregeling.
Artikel 1
Schaderegeling
Indien de schuldloze derde schade lijdt, zal de regelende verzekeraar onverwijld overgaan
tot behandeling van het schadegeval en tot vergoeding van de schade van de schuldloze derde tegen overdracht door laatstgenoemde van zijn vorderingen uit hoofde van het verkeersongeval, met dien verstande, dat aan de regelende verzekeraar het ontbreken van zodanige overdracht slechts door de overige betrokken verzekeraars kan worden tegengeworpen, indien zij aantonen hierdoor in hun belangen te zijn geschaad.
Informatie
1. De regelende verzekeraar maakt onverwijld melding van een hem ter kennis
gebracht schadegeval, als in de Bedrijfsregeling bedoeld, aan de overige, naar zijn
oordeel, betrokken verzekeraars onder opgaaf van de ter zake dienende feitelijke
gegevens.
2. De regelende verzekeraar zal de overige betrokken verzekeraars om nadere inlichtin‑
gen verzoeken, indien hij zulks, met inachtneming van hun belangen in het
schadegeval, nodig acht. Aan dit verzoek zal door de betrokken verzekeraars binnen
14 dagen na ontvangst schriftelijk worden voldaan. De regelende verzekeraar is niet
gehouden met de betrokken verzekeraars in verdergaande correspondentie te
treden, voordat de schade aan de schuldloze derde is vergoed.
Artikel 3
Participatie in de uitkering aan de schuldloze derde
Na vergoeding van de schade van de schuldloze derde door de regelende verzekeraar zullen, op zijn eerste verzoek de overige betrokken verzekeraars, onder reserve van ieders gehoudenheid rechtens, onverwijld overgaan tot betaling aan de regelende verzekeraar van ieders voorlopig aandeel inde uitkering aan de schuldloze derde naar evenredigheid van het aantal betrokken verzekeraars, tenzij omtrent een andere verdeling tussen alle betrokken verzekeraars overeenstemming is bereikt binnen één maand na het verzoek om participatie van de regelende verzekeraar. Het verzoek om participatie vindt plaats onder overlegging door de regelende verzekeraar van een bewijs van betaling aan de schuldloze derde, onder bijvoeging van een specificatie van het uitgekeerde bedrag en met vermelding of het betreft een deelbetaling, slotbetaling of een éénmalige integrale schadevergoeding.
Artikel 4
Commissie van Arbitrage
De tekst als volgt wijzigen:
1. Geschillen tussen twee of meer verzekeraars over de uitleg, de toepasselijkheid
en/of de uitvoering van deze bedrijfsregeling worden voorgelegd aan de Commissie
van Arbitrage, die daarop een beslissing geeft.
2. Indien meer dan één betrokken verzekeraar op dezelfde dag door de schuldloze
derde schriftelijk wordt aangesproken tot schadevergoeding, zal ieder van hen
hiervan terstond en zonodig met telefonische voormelding kennisgeven aan de
Commissie van Arbitrage met het verzoek te beslissen wie van hen als regelende
verzekeraar dient op te treden.
Tenzij hieromtrent tussen de aangesproken verzekeraars overeenstemming wordt
bereikt binnen 14 dagen na ontvangst van de aansprakelijkstelling wijst de Com
missie van Arbitrage op een summiere beoordeling van de door de aangesproken
verzekeraars verstrekte gegevens naar eigen bevind van zaken de regelende ver-
zekeraar aan.
3. Indien ‑ na betaling van zijn aandeel aan de regelende verzekeraar ‑ één der be-
trokken verzekeraars van oordeel is, dat één of meer van de bovengenoemde ele-
menten in het geheel niet, dan wel te zijnen aanzien niet waren vervuld of dat ten
onrechte een verzekeraar niet door de regelende verzekeraar bij de participatie in
de schadevergoeding aan de schuldloze derde werd betrokken, geeft hij hiervan
terstond kennis aan alle naar zijn oordeel betrokken verzekeraars. Indien de be-
trokken verzekeraars niet binnen 30 dagen instemmen met het in deze kennisge-
ving weergegeven oordeel, is er sprake van een geschil als bedoeld in lid 1 van dit
artikel.
4. Tegen een beslissing van de Commissie van Arbitrage staat geen beroep open.
5. De Commissie van Arbitrage behandelt de aan haar voorgelegde verzoeken en ge-
schillen volgens het Reglement van de Commissie van Arbitrage zoals dat is vast
gesteld door de Afdeling Motorrijtuigen van de Sector Schadeverzekeringen van
het Verbond van Verzekeraars.
Artikel 5
Onderling verhaal
1. Zodra de regelende verzekeraar van de overige betrokken verzekeraars ieders
voorlopig aandeel in de schadevergoeding aan de schuldloze derde heeft ontvangen,
zal, indien één der betrokken verzekeraars zulks wenst, onderling overleg tussen alle
bij het schadegeval betrokken verzekeraars plaatsvinden over de vraag wie van hen
voor de schade van de schuldloze derde aansprakelijk is en in welke mate zulks het
geval is.
Indien de mogelijkheid blijkt te ontbreken, binnen drie maanden na aansprakelijkstel
ling van één der betrokken verzekeraars door de schuldloze derde, in onderling
overleg de mate van aansprakelijkheid van ieder van hen vast te stellen, dan staat
het ieder van hen vrij hieromtrent een uitspraak te vragen van de burgerlijke rechter.
Zodra ter zake tussen de betrokken verzekeraars overeenstemming is bereikt of ten
aanzien van één of meer hunner bij rechterlijk gewijsde is vastgesteld, dat de betrok
kenen) tot schadevergoeding aan de schuldloze derde gehouden is (zijn), zal het
door ieder der verzekeraars op voorhand betaalde, op basis van hetgeen is
overeengekomen of van de rechterlijke uitspraak worden verrekend, met
dienverstande dat op dezelfde basis zullen worden gerestitueerd de door de
regelende verzekeraar voorgeschoten kosten van schaderegeling, te weten
expertisekosten ‑ die van medische expertise daaronder begrepen ‑ eventuele kosten
van rechtskundige bijstand alsmede tenslotte de proceskosten en moratoire
interessen tot betaling waarvan de regelende verzekeraar tegenover de schuldloze
derde zal zijn gehouden.
2. Is de in het eerste lid van dit artikel bedoelde overeenstemming tussen betrokken
verzekeraars bereikt, of is ten aanzien van één of meer hunner bij rechterlijke
gewijsde vastgesteld, dat de betrokken verzekeraar(s) tot schadevergoeding aan de
schuldloze derde gehouden is (zijn) terwijl schadevergoeding alsdan nog niet tegen
finale kwijting is geregeld, dan zal de alsnog aan de schuldloze derde toekomende
uitkering uitsluitend ten laste komen van die verzekeraar(s) wiens (wier)
aansprakelijkheid ten opzichte van de schuldloze derde is komen vast te staan en
zullen inmiddels aan de schuldloze derde gedane uitkeringen op de basis van het in
het vorige lid van dit artikel bepaalde onderling worden verrekend. Bovendien zal tussen de regelende verzekeraar en de hier bedoelde WA-verzekeraar(s) die voor de schadevergoeding aan de schuldloze derde eventueel aansprakelijk is (zijn), worden beslist of de regelende verzekeraar mede ten laste van die verzekeraar(s) de schaderegeling met de schuldloze derde zal voortzetten.
Artikel 6
Maximum bedrag
Deze Bedrijfsregeling vindt geen toepassing voor dat deel van de schade van de schuldloze derde, dat het maximum door de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen voorgeschreven dekkingsbedrag per geval overschrijdt.
Artikel 7
Deze Bedrijfsregeling wordt aangehaald als Bedrijfsregeling no. 7 (Schuldloze Derde).
op de
Bedrijfsregeling no. 7 (Schuldloze Derde)
ALGEMEEN
De Algemene Ledenvergadering van het Comité Européen des Assurances (CEA) heeft in 1963 te Rome uitdrukking gegeven aan haar overtuiging, dat het vertrouwen in het schadeverzekeringsbedrijf ernstig op de proef wordt gesteld, indien de schade van een schuldloos slachtoffer van een verkeersongeval, waarbij behalve deze schuldloze derde, twee of meer bestuurders van motorrijtuigen zijn betrokken, met vertraging wordt afgewikkeld als gevolg van een verschil van mening tussen de WA‑verzekeraars van deze bestuurders omtrent de mate van aansprakelijkheid van ieder van hen voor de schade van de schuldloze derde.
Het CEA heeft aanbevolen, dat in dergelijke gevallen de schadevergoeding, welke de schuldloze derde rechtens toekomt, op voorhand en zonder erkenning van aansprakelijkheid behoort te worden uitgekeerd;
dat de WA‑verzekeraars van de overige bij het verkeersongeval betrokken partijen in deze schadevergoeding voor gelijke delen zullen bijdragen;
dat de feitelijke regeling van de schade met de schuldloze derde bij voorkeur zal worden toevertrouwd aan één van deze betrokken WA‑verzekeraars.
De Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf heeft sedertdien in een groot aantal uitspraken stelling genomen tegen de verwijzing van een "schuldloze derde" door een verzekeraar naar een andere, eveneens bij het schadegeval betrokken, verzekeraar met de motivering, dat niet de eigen verzekerde, doch die van de andere verzekeraar schuld treft aan het ontstaan van de schade.
Het is bekend, dat de vertraging in de schadevergoeding waarop ‑ naar aannemelijk is ‑ de schuldloze derde reeds sedert het schadegebeuren aanspraak kon maken, door het publiek wordt aanvaard noch begrepen en. licht aanleiding geeft tot de veronderstelling, dat verzekeraars aldus gebruik maken van de onaantrekkelijke bewijsomstandigheden, waarin de schuldloze derde buiten zijn toedoen .is komen te verkeren.
Niettegenstaande het bij het Bedrijf aanwezige begrip voor de nadelige invloed op de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf van een optreden, als hierboven aangeduid, wordt door verzekeraars menigmaal gepoogd de aansprakelijkheid van ieders verzekerde definitief vast te stellen, alvorens tot schadevergoeding aan de schuldloze derde over te gaan. In de considerans van deze Bedrijfsregeling werd reeds aangeduid welke ‑ somtijds begrijpelijke ‑ motieven hiertoe kunnen bestaan.
Het moet echter worden erkend, dat overigens voor een dergelijk dispuut ten koste van de schuldloze derde geen redelijke grond bestaat. De schuldloze derde wordt immers slechts ontheven van de op hem in burgerlijke zaken rustende bewijslast, zonder dat hiermede wordt vooruitgelopen op de vaststelling van de juiste mate van aansprakelijkheid van ieder der overige bij het verkeersongeval betrokken partijen.
Het ligt in de rede, dat nimmer een volledige omschrijving kan worden gegeven van alle gevallen uit de praktijk, waarin toepassing van de Bedrijfsregeling Schuldloze Derde vereist of gewenst is.
De Raad van Toezicht heeft echter in zijn uitspraken het onderwerp thans voldoende uitgewerkt om de opstelling van een gedragslijn mogelijk te maken.
Hierin is aan gerechtvaardigde wensen van verzekeraars tegemoetgekomen, teneinde een doeltreffende werking van deze Bedrijfsregeling te waarborgen.
Het behoeft echter geen betoog, dat de mate waarin het Bedrijf bereid wordt gevonden tegemoet te komen aan de bewijsnood van schuldloze derden de reputatie van het schadeverzekeringsbedrijf in dit opzicht bepaalt.
In het algemeen verdient het aanbeveling de gedragslijn ten aanzien van schuldloze derden te volgen, in die gevallen, voorzien in deze Bedrijfsregeling, waarin niet op voorhand door alle overige bij het verkeersongeval betrokken partijen een beroep op duidelijke overmacht kan worden gedaan.
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Schuldloze derde:
"aannemelijk" in de zin van deze Bedrijfsregeling is een feit, dat naar ervaringsregels voldoende waarschijnlijk is te achten. Bij de bepaling van de toepasselijkheid van deze Bedrijfsregeling en de aanwijzing van de betrokken verzekeraars zal veelal kunnen worden volstaan met een deskundige beoordeling van de omtrent het schadegeval beschikbare gegevens door de regelende verzekeraar.
"Betrokken" bij een verkeersongeval is hij ‑ niet zijnde de schuldloze derde ‑ van wie aannemelijk is, dat hij met zijn motorrijtuig heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
Ter nadere bepaling van de gedachten volgen enkele hoofdlijnen, ontleend aan uitspraken van de Raad van Toezicht met betrekking tot het begrip "Schuldloze Derde".
De Raad heeft geen aanleiding gevonden de hoedanigheid van schuldloze derden te beperken tot natuurlijke personen.
De Raad is van oordeel dat de strekking van de Bedrijfsregeling meebrengt dat deze ook van toepassing is wanneer een passagier van een betrokken motorrijtuig, zonder dat hij enige schuld heeft, bij een verkeersongeval schade lijdt.
Indien de schuldloze derde ten gevolge van een verkeersongeval is overleden, zullen zijn nabestaanden in de zin van artikel 108 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek eveneens als schuldloze derden worden ‑aangemerkt. ‑
De regeling met betrekking tot de schuldloze derde is door de Raad van Toezicht niet van toepassing geacht in die gevallen, waarin één van de overige bij het verkeersongeval betrokken verkeersdeelnemers WA verzekerd was, de ander echter niet.
De cascoverzekeraar, die de schade van zijn verzekerde ‑ schuldloze derde ‑ heeft vergoed, kan niet op zijn beurt worden aangemerkt als schuldloze derde.
Indien een verzekeraar bij wie de schuldloze derde zijn risico van het lijden van cascoschade had ondergebracht, de schade van zijn schuldloze derde heeft vergoed, zal deze verzekeraar bij de uitoefening van regres op de bij het ongeval betrokken WAverzekeraars zich niet kunnen beroepen op de bewijsfaciliteiten welke de schuldloze derde ingevolge de uitspraken van de Raad en deze Bedrijfsregeling toekomen.
In dit verband zij vermeld, dat het niet tot de taak van de Raad van Toezicht behoort meningsverschillen tussen verzekeraars onderling te beslechten.
Regelende verzekeraar:
De Raad van Toezicht heeft voor de aanwijzing van de regelende verzekeraar meermalen gekozen voor het criterium der directe aanraking met de schuldloze derde en de betreffende verzekeraar aangemerkt als de "meest gerede" verzekeraar. Daar in veel gevallen schade kan worden geleden door een schuldloze derde, zonder dat een directe aanraking door één der overige betrokken partijen heeft plaatsgehad ‑ uitwijkmanoeuvres, schrikreacties ‑ komt dit criterium niet altijd tot zijn recht.
Eveneens pleegt het onderzoek naar de directe schadeveroorzaking te leiden tot tijdverlies ten koste van de schuldloze derde, die hieraan part noch deel heeft. Ter vereenvoudiging van de schadebehandeling in dit opzicht, wordt in de Bedrijfsregeling de verzekeraar die als eerste door de schuldloze derde wordt aangesproken, aangemerkt als regelende verzekeraar van wie nader initiatief tot afwikkeling van het betreffende schadegeval zal uitgaan. 'in de praktijk is reeds gebleken, dat de aldus aangewezen verzekeraar veelal de "meest gerede" verzekeraar is in de bovenbedoelde zin. In het geval dat sprake is van een schuldloze passagier wordt de verzekeraar van het motorrijtuig waarin/waarop de passagier zat aangemerkt als de regelende verzekeraar.
Met instemming van alle betrokken verzekeraars zal één van hen als de regelende verzekeraar kunnen worden aangewezen in de plaats van de door deze Bedrijfsregeling als aangewezen verzekeraar, mits zulks niet leidt tot vertraging in de vergoeding van de schade van de schuldloze derde. In de aanwijzing van de regelende verzekeraar door de Commissie van Arbitrage kan geen wijziging worden gebracht.
Wellicht ten overvloede zij er op gewezen, dat de aanwijzing van de regelende verzekeraar in geen enkel opzicht vooruit loopt op de vaststelling van de juiste aansprakelijkheidsverhouding tussen de betrokken verzekeraars. Deze aanwijzing is slechts een maatregel van praktische aard, door welke wordt voorkomen, dat reeds op dit punt vertraging in .de schadevergoeding aan schuldloze derden ontstaat.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Systeem
In de artikelen 1 tot en met 3 is de schadebehandeling geregeld tot en met de uitkering aan de schuldloze derde en de restitutie van ieders voorlopig aandeel hierin aan de regelende verzekeraar. In dit stadium van de schadebehandeling door de regelende verzekeraar dient elk conflict tussen de betrokken verzekeraars te worden vermeden.
Indien reeds in de aanvang stagnatie dreigt door onzekerheid over de aanwijzing van de regelende verzekeraar, kan‑de Commissie van Arbitrage optreden.
Beslechting van meningsverschillen tussen de verzekeraars over de toepasselijkheid van de Bedrijfsregeling dan wel over de vraag wie van hen als "betrokken" verzekeraar kan worden aangemerkt, dienen ‑ als in strijd met de strekking van de onderwerpelijke gedragslijn ‑ in dit stadium van de schadebehandeling achterwege te blijven.
Niettemin brengt de bevordering van een goed functioneren van deze Bedrijfsregeling mede, dat niet zonder meer wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat de behandeling van een schadegeval het rechtsgevoel van de betrokken assuradeuren niet bevredigt. Voorzover de oorzaak hiervan is gelegen in de beoordeling van de feiten is hieraan in de Bedrijfsregeling op eenvoudige wijze tegemoetgekomen door de mogelijkheid ‑ ná de voorlopige, doch vóór de definitieve afwikkeling ‑ een beroep te doen op de Commissie van Arbitrage.
Voorzover de oorzaak is gelegen in zuivere rechtsvragen, dient een oplossing te worden gevonden in overleg dan wel in een beroep op de burgerlijke rechter.
ArtikeI 1
Schaderegeling
"Onverwijld" afwikkelen van de schade van de schuldloze derde heeft plaats na een kort onderzoek naar de feiten en omstandigheden met betrekking tot het verkeersongeval, hetwelk tot de slotsom kan leiden, dat deze Bedrijfsregeling van toepassing is en de daaraanvolgende uitkering van schadevergoeding aan de schuldloze derde, zonder van hem voorafgaand nader bewijs te verlangen van de juiste mate van aansprakelijkheid van ieder der betrokken verzekeraars voor het ontstaan van de schade.
In beginsel zal door de regelende verzekeraar overdracht door de schuldloze derde van zijn vorderingen uit hoofde van het verkeersongeval worden nagestreefd, zulks mede in het belang van de overige bij het verkeersongeval betrokken verzekeraars. Hierbij dient ermede rekening te worden gehouden, dat het publiek het verlangen van overdracht niet altijd juist interpreteert. Een duidelijke uitleg, in het geval overdracht niettemin noodzakelijk wordt geacht, kan de medewerking bevorderen. Bij voorkeur zal eerst dan een onverwijlde schadevergoeding aan de schuldloze derde achterwege blijven, indien deze zonder redelijke grond bij zijn weigering van een overdracht volhardt.
Het laatste zinsdeel van dit artikel ziet op de omstandigheid, dat "outsiders" bij de aanrijding zijn betrokken. In dat geval zal de regelende verzekeraar in het belang van de overige betrokken verzekeraars in het bijzonder streven naar overdracht door de schuldloze derde van zijn vorderingen uit hoofde van het ongeval.
Artikel 2
Informatie
Het is wenselijk alle betrokken verzekeraars in zo vroeg mogelijk stadium volledig te informeren. Dit kan ook de onderlinge verrekening, na afwikkeling van de schade met de schuldloze derde, aanmerkelijk vereenvoudigen. Het verdient aanbeveling deze informatie niet te beschouwen als een uitnodiging tot inmenging, opdat de schade‑afwikkeling met de schuldloze derde door de regelende verzekeraar in schadegevallen van geringe betekenis, niet wordt vertraagd.
De redelijkheid kan medebrengen, dat de regelende verzekeraar een schadegeval, waarmede grote belangen zijn gemoeid, afwikkelt in overleg met de overige betrokken verzekeraars, mits hierdoor geen vertraging ontstaat in de onverwijlde vergoeding van de schade van de schuldloze derde.
Aan een verzoek om informatie van, de regelende verzekeraar dient in dit stadium van de schadebehandeling steeds te worden voldaan. De in dit artikel opgenomen termijnen zijn er op gericht vertraging te voorkomen.
Artikel 3
Participatie in de uitkering aan de schuldloze derde
Ook dit artikel is er op gericht verstoring van de schaderegeling met de schuldloze derde uit te sluiten, enerzijds door de onderlinge verrekening eerst te doen plaatsvinden, nadat de schade aan de schuldloze derde is vergoed, anderzijds door het aanbrengen van een verdeling van lasten welke een dergelijke schadebehandeling medebrengt.
De motieven hiertoe werden uiteengezet in de overweging welke tot deze Bedrijfsregeling hebben geleid. De verdeling van lasten vindt plaats naar evenredigheid van het aantal motorrijtuigen dat bij de betrokken verzekeraars was gedekt.
Artikel 4
Beroep op de Commissie van Arbitrage
Het eerste en tweede lid van dit artikel hebben ten doel een spoedige regeling van de schade met de schuldloze derde te bevorderen, indien hierin reeds in de aanvang stagnatie dreigt. In geval meer verzekeraars gelijktijdig door de schuldloze derde zijn aangesproken, zal de Commissie van Arbitrage bij voorkeur die betrokken verzekeraar aanwijzen als de regelende verzekeraar, die reeds een aanvang had gemaakt met de behandeling van het schadegeval. Evenzo kan door de Commissie van Arbitrage worden beslist, indien meer schuldloze derden meer betrokken verzekeraars aanspreken tot schadevergoeding. Overigens bestaat in dit stadium van de schadebehandeling geen aanleiding tot een beroep op de Commissie van Arbitrage.
Het derde lid voorziet in de mogelijkheid, indien noodzakelijk, feitelijke vragen door de Commissie van Arbitrage te doen beslissen, voorafgaand aan de definitieve afwikkeling tussen de betrokken verzekeraars onderling.
In aanmerking nemende, dat ieder "incident" in de schadebehandeling van schuldloze derden tot vertraging leidt, is het aan te bevelen, niet dan in noodzakelijke gevallen een beroep op de Commissie van Arbitrage te doen.
In elk geval dient de schade‑afwikkeling niet in feite aan de Commissie van Arbitrage te worden overgelaten.
Artikel 5
Verhaal
In veel gevallen zal de voorlopige verdeling van de lasten over de bij het schadegeval betrokken verzekeraars ertoe kunnen leiden, dat de geringe omvang van het bedrag, waarmede ieder van hen bijdraagt in de schadevergoeding van de schuldloze derde een diepgaand meningsverschil over de juiste mate van aansprakelijkheid van ieders verzekerde niet rechtvaardigt. In die gevallen zal te gereder aanleiding bestaan tot treffen van een minnelijke regeling of. om ter besparing van kosten van onderlinge verrekening af te zien.
Eveneens kan aldus een verhoging van kosten worden vermeden, welke ontstaat indien de regelende verzekeraar reeds terstond na afwikkeling van de schade van de schuldloze derde, zou worden genoodzaakt het aandeel in de schade van de overige betrokken verzekeraars te bewijzen, welk bewijs niet zelden met veel moeite of in het geheel niet kan worden geleverd in gevallen van samengestelde aanrijdingen, als in deze Bedrijfsregeling aan de orde.
De voorlopige verdeling van de kosten van schadebehandeling naar evenredigheid van het aantal betrokken verzekeraars moge voldoende zijn gerechtvaardigd, door er op te wijzen, dat de regelende verzekeraar met de handhaving van de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf door de behartiging van de belangen van de schuldloze derde, de belangen van de overige betrokken verzekeraars gelijkelijk dient.
Voor de betrokken verzekeraars is de mogelijkheid opengelaten na vergoeding van de schade aan de schuldloze derde, het aan deze uitgekeerde schadebedrag terstond te verrekenen op basis van ieders aansprakelijkheid voor de bedoelde schade. Deze mogelijkheid is mede in het belang van de regelende verzekeraar in de tijd beperkt.
Aanspraak op vergoeding van wettelijke rente in de afwikkeling van de onderwerpelijke schadegevallen tussen verzekeraars onderling, is bezwaarlijk te verenigen met de geest van deze Bedrijfsregeling, welke er mede op is gericht, de belangenbehartiging van de schuldloze derde te bevorderen, door de daarmede verbonden lasten voor assuradeuren te verlichten.
Evenmin bestaat behoefte aan een sanctie in deze vorm op een onverhoopt minder voortvarende medewerking van één of meer betrokken verzekeraars. In het voorkomende geval beschikt de Commissie van Tuchtrecht en Arbitrage over voldoende middelen tot dit doel.
Artikel 6
Toepasselijkheid van de Bedrijfsregeling
Verwacht mag worden, dat de in de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen bestaande grens ‑ thans f 2.000.000,= ‑ zal worden afgestemd op de maatschappelijke behoefte.
Het kan niet onredelijk worden geacht ook de ‑ zuiver feitelijke ‑ bescherming van de schuldloze derde per geval te beperken tot dit bedrag.