1999-11-00 NVN Richtlijnen
Whiplash
NVN,
00-11-1999
B. Het postwhiplash-syndroom
Het 'weke-delenletsel' of 'whiplash'-letsel van de nek ontstaat door een plotselinge
overrekking van de weke delen van de nek. Als de hierdoor veroorzaakte pijnen
en andere klachten niet spontaan verdwijnen is er sprake van het late of postwhiplash-syndroom.
Bij dit syndroom bestaat veelal een discrepantie tussen de ernst van de klachten
en het geheel of bijna geheel ontbreken van afwijkingen. Over de betekenis van
de afwijkingen die aan het licht kunnen komen bij hulponderzoek (vestibulaire
stoornissen, fusiezwakte/asthenopie, cognitieve en andere psychische stoornissen)
heerst geen eenstemmigheid. Het postwhiplash-syndroom moet door zijn grote frequentie
als een realiteit worden beschouwd, zelfs al zou het berusten op een reactie van
de persoonlijkheid op het doorgemaakte letsel en niet op een directe blijvende
traumatische beschadiging van de nek.
Bij het bestaan van pijnklachten zonder objectieve afwijkingen kan een percentage
functieverlies worden aangenomen van ten hoogste 5% van de gehele mens, mits voldaan
is aan de volgende voorwaarden:
1. Het trauma moet vaststaan.
2. Het ongeval moet aanleiding hebben gegeven tot een mechanisch te begrijpen
geweldsinwerking op de cervicale wervelkolom.
3. De pijnklachten moeten gelocaliseerd zijn in de nek en/of vanuit de nek.
4. De pijnklachten moeten zijn ontstaan binnen 48 uur na het ongeval en zij moeten
voor het ongeval niet of in veel mindere mate hebben bestaan.
5. De pijnklachten moeten aanleiding hebben gegeven tot het zoeken van medische
hulp en over een periode van minstens een jaar in aansluiting aan het trauma medisch
gedocumenteerd en geheel of grotendeels onafgebroken aanwezig zijn geweest.
6. Het is voldoende duidelijk geworden dat de getroffene bepaalde voorheen gebruikelijke
activiteiten in het arbeidsproces, het dagelijks leven, het maatschappelijk verkeer
of de recreatie feitelijk achterwege heeft gelaten of daar voor hulp heeft ingeroepen
of hulpmiddelen heeft gebruikt, op grond van de aanwezige klachten of omdat de
bedoelde activiteiten de klachten zodanig provoceerden of verergerden dat dit
als bezwaarlijk werd ervaren.
De mate van invaliditeit (0% - 5%) wordt bepaald door de ernst van de pijn, waarbij
concordantie dient te bestaan tussen pijnbeleving en geverifieerd pijnge-drag.
Als er tevens sprake is van de hierboven genoemde met hulponderzoek aangetoonde
afwijkingen dienen deze^ apart te worden geëvalueerd volgens^dgT AMA-richtlijnërP
en gecombmeefcPtë^worden met_hejL_rprrp'r'tagf> myaliditeit_op_ grond
van de pijn, volgens de combinatietabelTmits deze afwijkingen op grond van aanvaarde
medische concepten redelijkerwijs het gevolg zijn van het trauma. Indien er bewegingsbeperking
van de halswervelkolom bestaat die leidt tot een invaliditeit van meer dan 5%
moet hier niet nog een extra percentage voor de pijn aan worden toegevoegd. Indien
de bewegingsbeperking leidt tot een invalidi-jeit_van minder dan 5% mag daaraan
een percentage voor de pijn worden toegevoegd, zodanig dat de som van beide niet
hoger is dan 5%.
1995/27
Toelichting bjj het postwhiplash-syndroom
Het is de Commissie gebleken dat de hantering van de richtlijn voor het beoordelen
van het functieverlies bij het postwhiplash-syndroom (PWS) bij sommige neurologen
en niet-neurologen aanleiding geeft tot misverstanden.
Van het PWS kan slechts worden gesproken als er sprake is van een aangetoond of
aannemelijk letsel van de de cervicale wervelkolom omringende weke delen waarbij
een structureel letsel van de wervelkolom en de neurale structuren kan worden
uitgesloten op grond van klinische gegevens en beeldvormende technieken.
Het begrip 'whiplash' is niet te beschouwen als een diagnose doch slechts als
een
ongevalsmechanisme.
Ook in de meest recente neurologische literatuur zijn geen aanwijzingen te vinden
dat er bij het PWS hersenletsel bestaat, zelfs niet met de meest geavanceerde
onderzoektechnieken. Dit betekent dat de klachten die als cerebraal kunnen imponeren
(waaronder cognitief disfunctioneren, asthenopie, aspecifieke duizeligheid) niet
voldoen aan het criterium dat zij (ook al zijn zij met laboratoriumtechnieken
geregistreerd) op grond van aanvaarde medische concepten redelijkerwijs het gevolg
zijn van een beschadiging van het zenuwstelsel. De klachten worden gezien als
een 'somatopsychische' reactie op de pijn, die bij daarvoor gevoelige personen
een chronisch karakter aanneemt.
Dit chronische pijnsyndroom wordt door de Commissie beschouwd als een realiteit,
ook al kan er geen substraat voor worden aangegeven. Bij de beoordeling ervan
kan niet alleen worden afgegaan op de anamnese. Naast de zes criteria die in de
richtlijn staan aangegeven dient een voortdurend ontzien van de nekbewegingen
aanwezig te zijn, niet alleen bij eenmalig onderzoek, maar ook bij observatie
van de patiënt en gedocumenteerd in de behandelende sector. Alleen dan is
voldaan aan het criterium dat er concordantie dient te bestaan tussen pijnbeleving
en pijngedrag. De wisselende afremming van nekbewegingen door pijn en angst voor
pijn dient niet apart geëvalueerd te worden, omdat deze een uiting is van
de pijn. Dat een zeer langdurige afremming van nekbewegingen door pijn en angst
voor pijn kan leiden tot een constante irreversibele bewegingsbeperking is naar
het oordeel van de Commissie zeer onwaarschijnlijk en een regelgeving daarvoor,
zoals deze in de richtlijn is opgenomen, is dan ook bij nader inzien niet noodzakelijk.
Ten onrechte zou kunnen worden verondersteld dat bij het ontbreken van tekenen
van letsel van het zenuwstelsel de beoordeling van het postwhiplash-syndroom niet
thuis zou horen bij de neuroloog. Juist omdat de klachten omtrent cognitief disfunctioneren,
oogbewegingsstoornissen en duizeligheid wel degelijk kunnen berusten op een cerebrale
aandoening is een neurologische evaluatie aangewezen. Indien er geen aanwijzingen
worden gevonden voor een organisch-cerebrale genese van deze klachten en zij een
invaliderend karakter hebben aangenomen dan wel als er geen concordantie bestaat
tussen pijnbeleving en pijngedrag dient een psychiatrische beoordeling te worden
overwogen.
November 1999