Advies

Art. 7:13 AWB

Het bestuursorgaan blijft zelfstandig verantwoordelijk en herstelt gebreken bij de behandeling door de adviescommissie (ABRS 13 september 1995 JG 96.0011[93]).

Een adviescommissie is een bestuursorgaan.
D
e voorzitter dient onafhankelijk en niet betrokken te zijn bij het primaire besluit (Rb. Leeuwarden 8 febr. 1996 JB 1996, 100[94]). De commissie mag niet over het primair besluit geadviseerd hebben (Rb. Maastricht 20 maart 1996 JB 1996, 114[95]).

Verklaring adviseur geen besluit
De verklaring van de verzekeringsarts over ongeschiktheid is geen appellabel besluit (CRvB 14 april 1999, AA6172[12]).

Deskundigheid
Indien voldoende medische deskundigheid in de adviescommissie aanwezig is behoeft geen advies van de GMD te worden gevraagd (ABRS 14 juli 1994 Gst. 6999, 8[96]).

Toetsing advies
Het bestuursorgaan kan gebruik maken van externe adviseurs, zoals medisch deskundigen volgens art. 3:5 e.v. AWB. De ten aanzien van de deugdelijke besluitvorming te stellen eisen brengen met zich dat, wanneer een orgaan in het kader van zijn besluitvorming advies inwint, het op grond van de beschikbare gegevens zelfstandig een oordeel vormt. Het orgaan moet onderzoeken of aan de conclusies van zijn adviseur geen gebreken kleven waardoor besluit daarop niet mag worden gebaseerd. Dat hangt af van de mate van deskundigheid van de adviseur (CRvB 7 april 1994 TAR 123[29]).

Medisch advies moet recent zijn
In CRvB 15 oktober 1998, AA9004 , JSV 1999/26, heeft de Raad beslist dat de PUR, indien hij afwijkt van het oordeel van een door hem ingeschakelde psychiater, dat uitsluitend kan doen op basis van op zorgvuldige wijze verkregen andersluidende informatie. Weliswaar had de PUR advies ingewonnen van een zenuwarts, maar deze had niet op basis van recent verricht onderzoek gerapporteerd.

Cardioloog niet deskundig t.a.v. psychische klachten
Ook met betrekking tot hetgeen door de betrokkene zelf wordt ingebracht, vereist de Raad zorgvuldigheid. Zo was de Raad in CRvB 15 oktober 1998, AA8741 (JSV 1999/25), van oordeel dat een door betrokkene ingeschakelde cardioloog die tot zijn oordeel kwam op basis van zijn beoordeling van door hem bij betrokkene aangenomen psychische klachten, zich met deze beoordeling buiten het terrein van zijn specifieke deskundigheid had begeven.

[93] ABRS 13 september 1995 JG 96.0011
Adviescommissie bezwaar- en beroepschriften en klachten heeft het besluit van B&W n.a.v. de ingebrachte bezwaren slechts marginaal getoetst. De bezwaarschriftenprocedure dient ingevolge art. 7:11 AWB gericht te zijn op een volledige heroverweging van het besluit. Nu blijkt dat B&W het besluit wel volledig hebben heroverwogen, is de marginale toetsing door de genoemde Commissie geen gebrek dat tot vernietiging van het besluit behoeft te leiden.
ABRS 26 januari 1996 NJB p. 524, nr. 20
De eigen verantwoordelijkheid van verweerder houdt in ieder geval in, dat verweerder zich ervan dient te vergewissen dat de door de commissie gevolgde procedure in overeenstemming is met de in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur. De Afd. is van oordeel dat de gang van zaken (...) in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel (... ). Nu ook verweerder bovenstaande gebreken niet heeft hersteld en zonder meer het - gebrekkige - advies van de commissie aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is' met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Rb. Amsterdam 15 december 1995 AWB-katern 1996, 24
Art. 3:2 AWB brengt mee dat een bestuursorgaan bij zijn besluitvorming een uitgebracht advies toetst. Uit art. 7:13, zevende lid, AWB volgt, dat, ingeval van afwijking van het advies, de reden voor die afwijking in de beslissing wordt vermeld. Gelezen in samenhang met art. 7:12 AWB betekent dat, dat de voor de afwijking gegeven motivering draagkrachtig dient te zijn.

[94] Rb. Leeuwarden 8 febr. 1996 JB 1996, 100
Een adviescommissie als bedoeld in art. 7:13 AWB is een bestuursorgaan. De Vz. van zo'n commissie maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan de commissie advies dient uit te brengen. De Vz. dient derhalve t.o.v. dat bestuursorgaan een onafhankelijke positie in te nemen.' In casu heeft de Vz., `als voormalig lid van verweerder, een dusdanige betrokkenheid bij het primaire besluit gehad, dat moeilijk voorstelbaar is dat deze voorzitter zonder enige vorm van vooringenomenheid heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het advies. Ook getuigt deze samenstelling van de commissie er niet van dat bij de totstandkoming van het besluit waarvan beroep met de vereiste zorgvuldigheid te werk is gegaan.

[95] Rb. Maastricht 20 maart 1996 JB 1996, 114
Commissie die ook heeft geadviseerd over besluit in primo; strijd 7:13);

[12] CRvB 14 april 1999, AA6172: Verklaring verzekeringsgeneeskundige is geen besluit
De verklaring van de verzekeringsarts over ongeschiktheid als bedoeld in artikel 56a van de OSV, wordt niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de AWB aangemerkt. Deze verklaring brengt immers geen publiekrechtelijke rechtsgevolgen in de verhouding tussen betrokkene en bestuursorgaan mee, maar is een vereiste in het kader van de civielrechtelijke loonvorderingsprocedure tussen betrokkene en zijn werkgever. De juistheid van een dergelijke verklaring kan uitsluitend in die procedure bestreden worden.

[96] ABRS 14 juli 1994 Gst. 6999, 8
Bezwaarschriftenprocedure; geen verplichting tot inschakeling GMD. Dat neemt niet weg dat het wel voor de hand ligt dat de GMD wordt benaderd, indien in de naar aanleiding van het bezwaarschrift ingeschakelde hoor- en adviescommissie, geen medische expertise voorhanden is. In casu was in deze commissie deze expertise echter wel voorhanden; niet inschakelen GMD in die omstandigheden niet onzorgvuldig.

[29] CRvB 7 april 1994 (TAR 123)
Zoals de Raad reeds vaker heeft overwogen (recentelijk TAR 1994, 51) brengende ten aanzien van de deugdelijke besluitvorming te stellen eisen met zich dat, wanneer een orgaan in het kader van zijn besluitvorming advies inwint, het op grond van de beschikbare gegevens zelfstandig een oordeel dient te vormen, in welk verband het zich - mede - ervan moet vergewissen dat aan de conclusies van zijn adviseur geen zodanige gebreken kleven dat het besluit niet, althans niet zonder meer, op die conclusies mag worden gebaseerd. De ruimte voor een inhoudelijke toets zal daarbij echter beperkter zijn naar mate aan een advies een grotere mate van deskundigheidsexpertise ten grondslag ligt. (zie ook CRvB 12 december 1994 JB 1995, 25; CRvB 28 maart 1996 TAR 1996, 115; CRvB 23 januari 1997 TAR 1997, 43)