Bezwaar en beroep
zie ook bekendmaking, horen en zitting, mandaat en delegatie, motivering, oproeping, procesrecht, rechtsmiddelenclausule, termijnen en verzuim en herstel
Art.
6:3 AWB
Art.
6:4 AWB
Status
Regelmatig komt het voor dat het niet duidelijk is wat de status is van een
document, aanvraag, bezwaar- of beroepschrift. Het criterium is niet of de indiener
het document een bepaalde kwalificatie meegeeft, maar wat de strekking daarvan
is. Daarbij is niet van belang of het aan de daaraan te stellen eisen voldoet,
omdat een gebrek kan worden hersteld (Pres. Rb. Breda 3 oktober 1994 AWB-katern
1995, 9[43]).
De eis dat een bezwaarschrift schriftelijk wordt ingediend is absoluut (Rb.
Roermond 19 juni 1996 NA 1996, 382[44]).
Art.
6:10 AWB
Prematuur bezwaar
De wet voorziet in het toestaan van bezwaar of beroep voor nog niet genoten
besluiten die formeel nog niet genomen
zijn maar wel in aantocht zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als een te nemen
besluit alleen nog formeel goedkeuring behoeft (CRvB 29 mei 1997 AB 1997, 340[56]).
Ook kan dan om voorlopige voorzieningen gevraagd worden (Pres. Rb. Rotterdam
14 september 1994 JB 1994, 256[57])
Art.
6:5 AWB
Overlegging
besluit
Het vereiste om een kopie van het besluit te overleggen geldt niet bij bezwaar.
Het heeft als doel te vermijden dat onduidelijkheid ontstaat over de vraag van
welk besluit men in beroep gaat. Indien die duidelijkheid uit andere informatie
duidelijk is kan niet zonder meer onontvankelijkverklaring volgen (HR 24 oktober
1995 DD 96.067[45]).
Motivering
De verplichting tot aanvoeren gronden betekent dat iemand in een beroepschrift
niet kan volstaan met aan te geven dat hij of zij bezwaar heeft tegen een bepaalde
beslissing. Hij dient te reageren op de gronden van een afwijzing en aan te
geven waarom hij het daar niet mee eens is. Hij kan niet volstaan met alleen
verwijzen naar andere stukken in het dossier of naar wettelijke bepalingen of
jurisprudentie (CRvB 9 januari 1996 JABW 1996, 47[46]).
Een strenge uitleg mag niet worden gegeven (HR 25 oktober 1995 BNB 1996, 36[47]).
Motivering, medische besluitenregeling rechterlijke uitspraak en werkgever
Uit de medische besluitenregeling vloeit niet voort dat in de uitspraak
de medische aspecten in het geheel niet aan de orde zouden kunnen komen, omdat
deze niet ziet op de totstandkoming van de rechterlijke uitspraak (zie ook USZ
2002/327). Het opnemen van de motivering met betrekking tot de medische gegevens
in een bijlage bij de uitspraak, van welke bijlage de werkgever niet persoonlijk
kennis kan nemen, is in strijd met artikel 121 GW en de artikelen 8:77, 8:78
en 8:79 Awb. Uit deze bepalingen volgt immers dat de uitspraak de gronden van
de beslissing bevat, dat de uitspraak openbaar is en partijen daarvan een afschrift
krijgen. Dat de werkgever van een deel van de uitspraak geen kennis zou mogen
nemen, verdraagt zich niet met deze bepalingen (CRvB 2003-01-07 AF3863).
Herstel verzuim
Een verzuim kan niet leiden tot onontvankelijkheid dan nadat de gelegenheid
is gegeven binnen een redelijke termijn het verzuim te herstellen, dat hoeft
niet uit eigen beweging te gebeuren. Het bewijs dat de gelegenheid is gegeven
rust op het bestuursorgaan (zie ook artt. 3:4 en 7:10 AWB ABRS 30 oktober 1997
NA 1997, 537[48]).
Als na de uitnodiging tot het verschaffen van gronden het verzuim niet binnen
de gestelde termijn is hersteld heeft het bestuursorgaan de discretionaire bevoegdheid
een bezwaarschrift niet ontvankelijk te verklaren. Of van die bevoegdheid gebruik
gemaakt kan worden hangt van de omstandigheden af, een belangenafweging kan
nodig zijn (CRvB 3 december 1996 RAWB 1997, 57[49]).
Art.
7:1 AWB
Bezwaarschriftprocedure vereist
Het al dan niet gevolgd
hebben van een bezwaarschriftprocedure betreft de ontvankelijkheid van een beroepschrift,
niet de bevoegdheid van de rechter (Pres. CRvB 21 december 1994 JB 1995, 27[76]).
Verplichte bezwaarprocedure
ook bij zuiver schadebesluit
Volgens de Raad dient tegen een zuiver schadebesluit als hier aan de orde, ex
art. 7:1 Awb, eerst bezwaar te worden gemaakt. Naar het oordeel van de Raad
dient art. IV, eerste lid, aanhef en onder c, Wet vef, als uitzonderingsbepaling,
restrictief te worden geïnterpreteerd. In een restrictieve uitlegging van
dit artikelonderdeel past niet dat als een geschil op grond van de AAW als in
deze bepaling omschreven, wordt beschouwd een geschil, waarin voorziening wordt
gevraagd tegen een besluit om gestelde geleden schade niet te vergoeden (CRvB
2 juli 1997 JB 1997, 178).
Bezwaar bij uitzondering
niet verplicht
Ondanks het niet gevolgd hebben van de verplichte bezwaarschriftprocedure heeft
de Raad o.a. in zijn uitspraken van 21 januari 1999, AA8682 (TAR 1999, 53) en
25 februari 1999, AA3891 (TAR 1999, 66), in het belang van beide partijen het
tussen die partijen bestaande geschil inhoudelijk getoetst. In bijzondere omstandigheden
is de bezwaarschriftenprocedure misbaar (CRvB 21 januari 1999, AA8682[77]).
Een omstandigheid kan proceseconomie zijn bij vergissing over de status van
een besluit (CRvB 25 maart 1999, AA8702).
Besluit op bezwaar door zelfde bestuursorgaan, adviescommissie, hardheid
onvoldoende onderzocht
De Commissie voor bezwaarschriften is niet zelfstandig bevoegd een
besluit op bezwaar te nemen. De ZWB voorziet niet in een de mogelijkheid tot
overdragen van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op bezwaar aan een
ander betuursorgaan dan het orgaan dat het primaire besluit heeft genomen. Dat
is alleen dan mogelijk wanneer dat bepaald is in een van de AWB afwijkende formele
wet.
Desalniettemin gaat de Raad uitgebreid inhoudelijk op het besluit in.
In het kader van de hardheidsclausule, moet gezegd worden dat gedaagde niet
in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen dan wel anderszins heeft
gehandeld in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht (CRvB
2002-09-30 AF2650).
Geen dubbel besluit op bezwaar
Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB moet het in strijd met het bepaalde
in (artikel 7:11 van) de Awb worden geacht als op het bezwaar tegen een primair
besluit met meer dan één besluit wordt beslist. (RB Den Bosch
AO9337).
Art.
7:11 AWB
Heroverweging
De bezwaarschriftprocedure
is in het bijzonder gericht op een bestuurlijke heroverweging en is een verlenging
van de primaire besluitvorming waarin fouten die daarbij zijn gemaakt hersteld
kunnen worden (ABRS 12 december 1996 JB 1997, 83[88] ).
Tot heroverweging is alleen het besluitnemend orgaan bevoegd
Tot terugkomen van een besluit is slechts het orgaan bevoegd dat dat besluit
heeft genomen. Dit is anders bij rechtsopvolging onder bijzondere titel of bij
wettelijke attributie van die bevoegdheid (CRvB 5 juni 1997 JB 1997, 195).
Herstelling van fouten in bezwaar impliceert onrechtmatigheid van het primaire besluit (HR 20 febr. 1998, JB 1998, 72 en CRvB 24 febr. 1998, JB 1998, 83[89]).
Bij het besluit op bezwaar dient uitgegaan te worden van de nieuwe feiten, omstandigheden en regelgeving (ABRS 17 maart 1994 ABkort 1994, 280[90]). Met het oude recht moet rekening worden gehouden (ABRS 19 oktober 1995 NA 1995, 371[91]).
Beperkte verplichtingen bij heroverweging
In CRvB 10 december 1998, AA8791 (TAR 1999/24), heeft de Raad beslist dat, indien
bij een herhaalde pensioenaanvrage geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn
gesteld, het bestuursorgaan niet verplicht is om toepassing te geven aan artikel
S 2 van de AMPw, dat voorschrijft dat omtrent de toekenning van een pensioen
uit hoofde van ziekte of gebrek wordt beslist met inachtneming van een in te
stellen geneeskundig onderzoek.
Terugvordering
Een terugvorderingsbesluit is in omstandigheden een besluit waarvan bezwaar
mogelijk is (CRvB 22 april 1999, AA3959[42]).
Rb Roermond 12-09-2007 BB3887 Kosten dienen aan advocaat te worden betaald
De proceskosten in bezwaar dienen ingevolge art. 7:15 AWB juncto het bepaalde in het Besluit proceskosten aan de advocaat van de belanghebbende te worden voldaan
Art.
8:1 AWB
Art.
8:2 AWB
Art.
8:3 AWB (privaatrechtelijke rechtshandeling)
Appellabel besluit
Goedkeuringsbesluiten
van het COTG vallen onder art. 8:2c (ABRS 22 september 1997 AB 1998, 89).
De Raad heeft als (appellabel) besluit aangemerkt de in het kader van een reorganisatie
tot stand gekomen aanwijzing van een ambtenaar als herplaatsingskandidaat (CRvB
19 november 1998, AA3654 TAR 1999/22).
In enige uitspraken is het bezwaar tegen een op een wachtgeldspecificatie verschijnende
terugvordering ontvankelijk geoordeeld, aangezien aan de specificatie een (appellabel)
besluit ten grondslag ligt (CRvB 22 april 1999, AA3959 TAR 1999/94 en CRvB 24
juni 1999, AA8612 TAR 1999/123; JB 1999/229; AB 1999, 406).
Misbruik van recht indien geen kans van slagen bekend is
Vordering uit onrechtmatige daad tegen milieuvereniging wegens het instellen
van beroep tegen een beschikking houdende de verlening van een hinderwetvergunning
en wegens misbruik van recht om in beroep te gaan, subsidiair wegens handhaving
van het beroep nadat soortgelijke beroepen waren verworpen. Toetsing kans van
slagen van het beroep. Afwijzing van de vordering omdat niet gezegd kan worden
dat geen redelijke kans bestond dat de beschikking inderdaad vernietigd zou
worden. Geen sprake van misbruik van recht. (Rb.'s-Hertogen bosch 13 jan. 1995
M&R, nr. 74; zie ook Rb. Breda van 20 april 1993 KG 1993, 203: De president
veroordeelt gedaagde, op straffe van verbeurte van een dwangsom, om binnen 2
dagen na betekening van het vonnis het door hem ingestelde beroepschrift bij
de Raad van State in te trekken).
Art.
8:69 AWB
Buiten rechtstrijd treden
Door afwijking van de opvattingen der partijen treedt de rechter niet buiten
de rechtstrijd (HR 26 november 1997 BNB 1998, 29[112]).
Rechtbank buiten de grenzen van het voorgelegde geschil getreden
In geschil is of betrokkene terecht de maatregel van blijvend gehele
weigering van de WW-uitkering is opgelegd. De rechtbank heeft, met voorbijgaan
aan de grondslag van het bestreden besluit, haar uitspraak gebaseerd op het
oordeel dat betrokkene niet verzekerd was ingevolgde de WW. Hiermee is de rechtbank
buiten de in artikel 8:69 Awb omschreven grenzen van het haar voorgelegde geschil
getreden. Uit geen enkel gedingstuk blijkt dat van de zijde van betrokkene de
door het bestuursorgaan aangenomen verzekeringsplicht tot onderwerp van geschil
is gemaakt. Het verzekerd zijn in het kader van de WW is voorts niet te beschouwen
als een kwestie van openbare orde waaraan de rechtbank ambtshalve zou moeten
toetsen (2003-01-22 CRvB AF4011).
Onbevoegdheid
Als de verkeerde rechtbank uitspraak in het geschil heeft gedaan dient de uistpraak
vernietigd te worden (CRvB 22 januari 1998, AA8753 TAR 1998/60).
Rechtszekerheidsbeginsel
Het rechtszekerheidsbeginsel heeft in verscheidene uitspraken van de Raad een
belangrijke, respectievelijk doorslaggevende rol gespeeld voor de uitkomst van
het geding. Naast de hieronder vermelde gevallen geldt dit voor de uitspraken
CRvB 18 juni 1998, AA8676 (TAR 1998/147; AB 1998, 381; RAwb 1998, 154) en CRvB
12 augustus 1999, AA8638 (TAR 1999/136).
Gelijkheidsbeginsel, rechtsopvolging
De Raad verwierp de grief dat het bestreden besluit - met terugwerkende kracht
- strijdig is met het gelijkheidsbeginsel als gevolg van het feit dat het Lisv
op grond van de OSV 1997 per 1 maart 1997 in de plaats is getreden van de bedrijfsverenigingen
en in die hoedanigheid de in geding zijnde wetsbepaling anders - voor de betrokkene
gunstiger - interpreteert dan destijds de bedrijfsvereniging (1998-01-06 CRvB
AA8789)
Voorlopige voorziening
Van de mogelijkheid om in hoger beroep een voorlopige voorziening te vragen
is veelvuldig gebruik gemaakt. Uit diverse uitspraken komt naar voren dat de
enkele omstandigheid dat de aangevallen uitspraak naar verwachting van het appellerende
bestuursorgaan niet in stand zal blijven, op zichzelf onvoldoende grondslag
is voor het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen
van een voorziening vordert. De wetgever heeft immers aan het instellen van
hoger beroep in ambtenarenzaken geen schorsende werking willen toekennen en
heeft het risico van mogelijke problemen bij de naleving van een uitspraak bij
het bestuursorgaan gelegd. Zie o.a. de uitspraak van de President CRvB 27 augustus
1998, AA8550 (TAR 1998/174).
[56] CRvB 29 mei 1997 AB 1997, 340
Prematuur ingediend beroep tegen aan goedkeuring onderworpen besluit is ontvankelijk
(anders CRvB 7 november 1996 AB 1996, 519).
[57] Pres. Rb. Rotterdam 14 september 1994
JB 1994, 256
De vraag is of het
[brief GSD] een besluit is en of het bevoegd is genomen. Zeker is dat de uitkering
van verzoekster m.i.v. 1 augustus 1994 is gestopt. Immers aan haar zijn geen
inkomsten meer verstrekt. Zo de brief van 22 juli geen besluit is dan mocht
verzoekster aannemen dat aan het niet meer verstrekken van een uitkering een
besluit ten grondslag ligt. Zij mocht redelijkerwijs menen dat er een besluit
was genomen. Het bepaalde in art. 6:10 van de AWB houdt in dat verzoekster
in dit geval niet niet-ontvankelijk is in haar bezwaarschrift van 23 augustus
1994. Zij kan derhalve in beginsel ook ontvangen worden in haar verzoek om
een voorlopige voorziening.
[43] Pres. Rb. Breda 3 oktober 1994 AWB-katern
1995, 9
Vervolgens stelt verweerder dat de brieven van de gemachtigde van verweerder
niet kunnen worden aangemerkt als bezwaarschrift(en), omdat deze niet voldoen
aan de in art. 6:5 van de AWB gestelde criteria en de gemachtigde nimmer duidelijk
heeft gemaakt dat hij de intentie had een bezwaarschrift in te dienen. Hoewel
in de brief van 9 juni 1994 niet uitdrukkelijk is vermeld dat deze als bezwaarschrift
is bedoeld, is de pres. van oordeel dat uit de strekking van de brief valt
op te maken dat deze als bezwaarschrift diende te worden aangemerkt.
ABRS 21 april 1997 JB 1997, 117
Ondertekening beroepschrift
door voorzitter, en niet, zoals statutair voorgeschreven door alle bestuursleden,
verzuimherstel.
[44] Rb. Roermond 19 juni 1996 NA 1996,
382
De telefonische mededeling van bezwaren van 17 mei 1994 kan niet als bezwaarschrift
worden aangemerkt nu de AWB als eis stelt dat bezwaren schriftelijk worden
ingediend.
[45] HR 24 oktober 1995 DD 96.067
Art.
6:5 lid 2 AWB strekt ertoe de kantonrechter de mogelijkheid te geven na
te gaan op welke beslissing het beroep betrekking heeft. Mede nu het beroepschrift
het - juiste - CJIB-nummer van de onderhavige zaak behelst, kan niet worden
gezegd dat in casu bedoelde mogelijkheid heeft ontbroken. De Ktr. kon niet
zonder meer, op grond dat betrokkene geen afschrift van de bestreden beslissing
had overgelegd, diens beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Rb. Leeuwarden 3 febr. 1995 AWB-katern 1995, 76
Vereiste overleggen
afschrift geldt niet voor bezwaar
[46] CRvB 9 januari 1996 (JABW 1996, 47)
De verplichting tot
aanvoeren gronden betekent dat iemand in een beroepschrift niet kan volstaan
met aan te geven dat hij of zij bezwaar heeft tegen een bepaalde beslissing,
maar tevens dient aan te vermelden waarom hij of zij het niet eens is daarmee.
Rb. 's-Hertogenbosch 5 april 1995 (NA 1995, 212)
Onder "gronden van het beroep" moet worden verstaan de reden of
redenen waarom men het met het bestreden besluit niet eens is.
Pres. Rb. 's-Gravenhage
(zp. Zwolle) 2 november 1994 94/6067 n.g.
Een verder niet gemotiveerde verwijzing naar stukken die zich in het dossier
bevinden en reeds bekend waren ten tijde van het nemen van de beschikking,
en/of een, verder niet gemotiveerde, verwijzing naar wettelijke bepalingen
of vaste jurisprudentie, kan in beginsel niet worden aangemerkt als de gronden
in de zin van de AWB.
Rb. 's-Gravenhage 2 augustus 1994 KG 1994, 309
Het minste dat van (de gronden van) een verzoekschrift verlangd mag worden,
is dat op enige wijze wordt gereageerd op de gronden voor de afwijzing. Dat
kan zowel via tijdige overlegging van de afzonderlijke gronden van het verzoekschrift,
als via overlegging van en verwijzing naar de gronden van het bezwaarschrift.
[47] HR 25 oktober 1995 BNB 1996, 36
Nu het beroep, gezien de inhoud als hiervoor in 3.1.2 weergegeven, niet anders
kan worden verstaan dan als strekkende tot vernietiging van de navorderingsaanslag
wegens het ontbreken van een redengeving voor die aanslag, heeft het hof,
door te oordelen dat aan het beroepschrift de vereiste motivering ontbreekt
en door van belanghebbende een verdergaande motivering te verlangen dan hij
heeft gegeven, aan de in art. 6:5 AWB, gestelde eisen een te strenge uitleg
gegeven.
HR 23 april 1997 BNB
1997, 341
Belastingzaak. Niet gemotiveerd bezwaarschrift door inspecteur niet-ontvankelijk
verklaard. Het Hof acht dit in strijd met de van regeringswege toegezegde
en door de Staatssecretaris voorgeschreven soepele werkwijze met betrekking
tot de aan bezwaarschriften te stellen vormvereisten (zie ook CRvB 1 december
1996 RSV 1997, 135).
[48] ABRS 30 oktober 1997 NA 1997, 537
De Afdeling is van
oordeel dat art. 6:6 AWB aldus moet worden begrepen, dat op een bestuursorgaan
de verplichting rust de indiener van een bezwaarschrift, dat niet voldoet
aan de wettelijke eisen, uitdrukkelijk een termijn te stellen om dat gebrek
te herstellen. Daaruit volgt dat de indiener van het bezwaarschrift het gebrek
niet eerder hoeft te herstellen dan nadat hem een bericht van het bestuursorgaan
heeft bereikt waarin hem daartoe een termijn wordt gesteld. Naar het oordeel
van de Afdeling hebben appellanten op niet ongeloofwaardige wijze ontkend
dat zij een termijnstelling als bedoeld in art. 6:6 voornoemd, hebben ontvangen.
Verweerders hebben niet aannemelijk kunnen maken dat die termijnstelling door
appellanten wel is ontvangen.
[49] CRvB 3 december 1996 RAWB 1997, 57
Appellant heeft nagelaten zijn bezwaarschrift van gronden te voorzien. Hem
is gelegenheid geboden tot herstel van verzuim. Omdat hij geen gronden aanvullend
heeft ingediend is zijn bezwaar niet-ontvankelijk geacht. Het bestuursorgaan
was hiertoe bevoegd. De Raad is evenwel tot het oordeel gekomen dat het bestuursorgaan
niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van zijn bevoegdheid gebruik
te maken. Gelet op het binnen de door het bestuursorgaan gestelde termijn
verstuurde faxbericht door appellant en het tot tweemaal toe door de gemachtigde
gedane verzoek om de stukken die tot de primaire beschikking hebben geleid
te mogen ontvangen, had de gemachtigde van verweerder redelijkerwijs niet
hoeven te verwachten, dat er direct al een niet-ontvankelijkverklaring zou
volgen.
Rb. Amsterdam 8 augustus
1995 AWB-katern 1996, 19
De Rb. overweegt dat art. 6:6 aan het bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid
toekent. Dat brengt mee dat de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring
zal moeten steunen op een belangenafweging. In casu had een evenwichtige afweging
van belangen niet kunnen leiden tot een n.o.-verklaring.
[76] Pres. CRvB 21 december 1994 JB 1995,
27
Het al dan niet gevolgd
hebben van een verplichte bezwaarschriftenprocedure betreft een ontvankelijkheidsvraag.
Daarom is, ondanks het feit dat art. 6:15 van "onbevoegd" spreekt,
t.a.v. het dictum een niet-ontvankelijkverklaring op zijn plaats.
[77] CRvB 21 januari 1999, AA8682
Doorslaggevend belang
bestaat bij het door betrokkene met klem gedane verzoek het beroepschrift
niet ter behandeling als bezwaarschrift naar het bestuursorgaan door te
zenden en op zijn primaire beroep inhoudelijk te beslissen, om te voorkomen
dat hij nog enige jaren langer in psychisch zeer belastende onzekerheid
zou verkeren. Verder hadden partijen hun standpunt over de inhoudelijke
kant van het bestreden besluit zowel bij de rechtbank als bij de Raad uitgebreid
naar voren gebracht.
[88] ABRS 12 december 1996 JB 1997, 83
Hiertoe overweegt
de Afdeling dat de bezwaarschriftprocedure in het bijzonder gericht is op
een bestuurlijke heroverweging van een besluit en derhalve ook op herstel
van gemaakte fouten.
Rb. 's-Gravenhage 2 febr. 1994 JB 1995, 278
De bezwaarschriftenprocedure heeft derhalve mede het karakter van een verlenging
van de oorspronkelijke besluitvorming (vgl. artt.
8:69, 8:70, 8:72 AWB).
CRvB 23 november 1995 TAR 1996, 19
Het nader advies
van de RBB, inhoudende dat nader bekend geworden nieuwe feiten niet meegewogen
mogen worden - dat immers een beoordeling ex tunc aangewezen is en niet
een beoordeling ex nunc - is naar het oordeel van de Raad onjuist. Bij medische
klachten is het (...) in veel gevallen zeer moeilijk zo niet onmogelijk
om direct tot een juiste diagnose te komen. De nadere verklaringen berusten
op later bekend geworden informatie, die de verklaring van gedaagde over
aard en omvang van haar klachten die aanleiding waren voor de ziekmelding
onderbouwen, zodat deze verklaringen - voorzover zij nieuw licht werpen
op gedaagdes gezondheidstoestand per 8 oktober 1991 - bij de toetsing dienen
te worden betrokken.
[89] HR 20 febr. 1998, JB 1998, 72 en CRvB
24 febr. 1998, JB 1998, 83
herstel in bezwaar doet niet af aan aansprakelijkheid voor onrechtmatige,
primaire beslissing
[90] ABRS 17 maart 1994 ABkort 1994, 280
Zoals de Afdeling
rechtspraak reeds vele malen heeft overwogen dient een bestuursorgaan bij
het nemen van een beschikking op een bezwaarschrift uit te gaan van de op
dat tijdstip bestaande situatie, zowel wat de feiten en omstandigheden als
wat de op de zaak toepasselijke wettelijke voorschriften betreft.
CBB 29 januari 1998 AB 1998, 111
Toelating bestrijdingsmiddelen; `gevaarzetting'; hangende bezwaar voor vergunninghoudster
ongunstige wetswijziging; toepassing nieuwe recht.
[91] ABRS 19 oktober 1995 NA 1995, 371
Het door de rechtbank in aanmerking genomen uitgangspunt dat het ingestelde
beroep de beslissing van B&W op het door appellant ingestelde bezwaarschrift
betrof, welk resultaat behoorde te zijn van een volledige heroverweging
van de primaire beschikking, neemt, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld,
niet weg dat in de bestuurlijke oordeelsvorming tevens de situatie moest
worden betrokken waarin betrokkene zou hebben verkeerd, indien het beleid
zou zijn toegepast zoals dat werd gevoerd ten tijde van de eerste beslissing
op de aanvraag. De Afdeling stelt evenwel vast dat B&W bij het bestreden
besluit terecht onder ogen hebben gezien of appellant t.t.v. de primaire
beslissing voor toewijzing van een standplaats in aanmerking kwam.
ABRS 27 oktober 1994 AAe 1996, p. 454
In casu werking oude recht aanvaard; algemene beginselen van behoorlijk
bestuursprocesrecht
Rb. Zutphen 9 augustus 1995 NA 1995, 335
Wijziging verordening; toepassing voor belanghebbende gunstiger oude recht.
[112] HR 26 november 1997 BNB 1998, 29
Het middel dat het
hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden faalt, aangezien het miskent
dat de rechter bij het verbinden van juridische kwalificaties aan de ten processe
vaststaande feiten niet is gebonden aan de dienaangaande door partijen ten
berde gebrachte opvattingen.
HR 12 november 1997 BNB 1998, 22
Ambtshalve aanvulling beroep op art. 26 IVBPR met art. 14 EVRM in verbinding
met art. 1 van Protocol nr. 1
ABRS 10 febr. 1997 JB 1997, 85
Schending van art. 1 Grondwet? Ambtshalve onderzoek of de omstreden bepaling
in strijd was met art. 26 IVBPR. Art. 26 IVBPR heeft immers alles te maken
met de klacht van appellant dat hij ongelijk is behandeld en valt derhalve
binnen het punt van geschil.