Intrekking
Art.
6:21 AWB
Intrekking
Definitief karakter
Intrekking is definitief behalve bij bijzondere omstandigheden als dwaling (CRvB
18 september 1997 TAR 1997, 223[72]).
[72] CRvB 18 september 1997 TAR 1997, 223
Door de onvoorwaardelijke en ongeclausuleerde intrekking door appellant van
het ingestelde beroep ontstond de juridische situatie dat er geen beroep meer
bij de Rb. aanhangig was. Dit zou slechts anders zijn indien gezegd zou moeten
worden dat appellant ten gevolge van hem niet toe te rekenen omstandigheden
verkeerde in een situatie van dwaling of wanneer sprake zou zijn van dwang of
van bedrog van enige zijde teneinde appellant te bewegen het ingestelde beroep
in te trekken.
CRvB 29 juni 1994 ABkort 1994, 680
Beroep op dwaling afgewezen (zie ook HR 29 maart 1995 BNB 1995, 161).
Pres. Rb. Amsterdam 2 febr. 1996 JB 1996, 145
Intrekking getoetst aan ongeschreven rechtsbeginselen art. 3:33 BW op rechtsgevolg
gerichte wil; 3:35 BW vertrouwensbeginsel; 3:44 BW bedreiging, bedrog, misbruik.
Pres. Rb. Breda 20 maart 1995 NA 1995, 182
Telefonische intrekking: Hoewel aan de letterlijke tekst van art. 6:21 niet
is voldaan is de pres. van oordeel dat het bezwaar als ingetrokken moet worden
beschouwd. Onder bijzondere omstandigheden kan een intrekking ongedaan worden
gemaakt. Deze bijzondere omstandigheden doen zich naar het oordeel van de president
niet voor.