Recht op inzien van
stukken
Het beginsel van een eerlijk proces brengt met zich dat een belanghebbende of
zijn gemachtigde het recht heeft om, voorafgaande aan het indienen van de gronden
van het bezwaarschrift, desgevraagd de relevante stukken in te zien. Dit recht
kan niet beperkt blijven tot het ter inzage leggen van de stukken gedurende
ten minste een week voorafgaand aan het horen, zoals bepaald in art. 7:4, tweede
lid, AWB. (Rb. Amsterdam 8 augustus 1995 AWB-katern 1996, 19[80]).
Aanvulling informatie bij aanvraag
Op grond van art. 4:2, tweede lid, van de Awb
is de aanvrager verplicht gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de
beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking
kan krijgen.
Ingevolge artikel 4:3, eerste lid, van de Awb kan de aanvrager weigeren gegevens
en bescheiden te verschaffen voorzover het belang daarvan voor de beslissing
van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van
de persoonlijke levensfeer.Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende
zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
kan het op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb besluiten de aanvraag
niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een
door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen (2002-03-09
CRvB AF0905).
Niet voldoen aan verplichting
Indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen
te geven, stukken over te leggen of mee te werken aan een onderzoek als bedoeld
in art. 8:47 lid1 AWB kan de rechtbank daaruit
de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkome
Stukken ontbreken
De stukken waarop een besluit berust moeten in het dossier aanwezig zijn. Indien
de belanghebbende deze niet heeft kunnen inzien dient het besluit niet vernietigd
te worden indien het ontbreken van die stukken de belanghebbende niet benadeeld
heeft (CRvB 15 januari 1996 RSV 1996, 150[99]).
Geen verplichting
inzending verweerschrift
Onder de verplichting stukken in te zenden valt geen verweerschrift (ABRS 27
augustus 1997 NA 1997, 449[100]).
Meewerken aan
medisch onderzoek
Art. 8:31 AWB brengt met zich mee dat een belanghebbende meewerkt aan een
medisch onderzoek. Het is niet ondenkbaar dat terechte bezwaren bestaan tegen
een door de rechter benoemde deskundige. Daartoe volstaat niet dat de belanghebbende
zich niet kan vinden in de persoon van de deskundige (CRvB 13 juli 1995 PS Katern
20[101]).
Instemming met onderzoek
De deskundige dient voldoende inzicht te geven in de aard van het onderzoek
(HR 9 januari 1998 RvdW 1998, 15[102]).
Aangetekende oproep
Een oproep door een deskundige dient per aangetekende brief te gebeuren (CRvB
5 juli 1995 NJB-katern p. 609, nr. 46[103],
vgl. art. 8:37 en 8:38 AWB).
Levenssfeer persoonsgegevens formulierdagvaarding bevolkingsregister
basisadministratie
De Rechtbank Den Bosch heeft in de uitspraak van 6-4-1998, PrG 1998, 4975 in
een andere zaak overwogen dat het verzoek tot het verstrekken van adresgegevens
ten behoeve van een formulierdagvaarding ingewilligd moet worden als dat verzoek
voldoende onderbouwd is. B&W acht deze uitspraak niet maatgevend. Opvolging
zou betrekkelijk eenvoudig tot misbruik kunnen leiden. De bescherming van de
persoonlijke levenssfeer zou daardoor onvoldoende worden gewaarborgd (art. 98
en 100 GBA, art. 104 Rv B&W Diemen 12-01-1999 Prg 1999, 5189).
Dagvaarding formulier bevolkingsregister basisadministratie persoonsgegevens
In het kader van art 98 GBA dient de gegevensverstrekking door de gemeente uit
de basisadministratie, voorheen het bevolkingsregister, ook aan derden te geschieden
die door middel van een formulierdagvaarding, als bedoeld in art. 104 Rv, een
persoon willen dagvaarden.
De verstrekking van gegevens met het oog op een gerechtelijke procedure dient
één van de primaire belangen van de rechtsorde, te weten dat geschillen
langs gerechtelijke weg tot een einde worden gebracht (Rb Den Bosch 6-4-1998,
Prg 1998, 4975).
[80] Rb. Amsterdam 8 augustus 1995 AWB-katern
1996, 19
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in de hoofdstukken 6 en 7 AWB geen
aanknopingspunten te vinden voor een verplichting van verweerder om, desgevraagd,
voorafgaande aan het indienen van de gronden van het bezwaarschrift afschriften
van de relevante stukken toe te zenden. Wel brengt naar het oordeel van de
Rb. het beginsel van een eerlijk proces met zich dat een belanghebbende of
zijn gemachtigde het recht heeft om, voorafgaande aan het indienen van de
gronden van het bezwaarschrift, desgevraagd de relevante stukken in te zien.
Dit recht kan, gelet op het bovengemeld beginsel, niet beperkt blijven tot
het ter inzage leggen van de stukken gedurende ten minste een week voorafgaand
aan het horen, zoals bepaald in art. 7:4, tweede
lid, AWB. (vgl. artt. 2:5, 3:11, 4:3, 8:29, 8:32 AWB).
CRvB 4 december 1997 JB 1998, 38
Op de tweede hoorzitting is eerst de directeur uitvoerig gehoord buiten aanwezigheid
van appellant en zijn raadsman en daarna alsnog in hun bijzijn. (...) De Raad
overweegt dat in de AWB, gelet op de bepalingen m.b.t. de wijze waarop de
bezwarenprocedure moet worden gevoerd, niet is voorgeschreven dat getuigen
dan wel informanten slechts in tegenwoordigheid van de betrokken ambtenaar
en/of zijn raadsman worden gehoord. Indien echter uit dat horen daarbuiten
feiten of omstandigheden bekend worden die voor het nemen van de beslissing
op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dient die informatie zo spoedig
mogelijk aan de betrokkene te worden medegedeeld, zodat diens reactie in de
besluitvorming kan worden betrokken.
Rb. 's-Gravenhage 10 juni 1997 MB nr. 13, p. 66
Eisers hebben zich evenwel niet over dit memorandum [van BZ], dat niet aan
hen is toegezonden en dat ook niet tot de processtukken behoort, kunnen uitlaten,
zodat in casu niet voldaan is aan het beginsel van hoor en wederhoor.
[99] CRvB 15 januari 1996 RSV 1996, 150
Stukken gebruikt bij besluitvorming, niet in dossier gevoegd. Stukken niet
overlegd, ondanks herhaaldelijk verzoek van belanghebbende stukken te mogen
inzien. Pas ter zitting in hoger beroep stukken boven tafel. Raad vernietigt
bestreden beslissing niet omdat appellant qua uitkomst niet is benadeeld.
CRvB 16 april 1996 ABkort 1996, 411
Overlegging stukken ter zitting; geen benadeling.
Rb. Groningen 16 april 1997 NA 1997, 422
Geen gevolgen; stukken bekend.
Rb. Roermond 9 januari 1996 NA 1996, 402.
Te laat overlegde stukken door de Rb. geweigerd onder verwijzing naar art.
8:58
Rb. Amsterdam 29 juni 1995 JB 1995, 126
De Rb. stelt vast dat verweerder niet heeft voldaan, ondanks een viertal
rappellen, aan de verplichting neergelegd in art. 8:42 AWB; oplegging dwangsom
Rb. 's-Gravenhage 15 december 1994 MR 1995, 56
Toepassing art. 8:31,
beroep gegrond verklaard
Rb. 's-Gravenhage
21 december 1994 AWB 94, 11024 (ongepubliceerd)
Niet naleving rechterlijke richtlijn indiening stukken; met toepassing art.
8:31 beroep gegrond verklaard
Rb. Amsterdam 8 juli 1997 JB 1997, 207
Nu verweerder niet aan zijn verplichting ex art. 8:45 AWB heeft voldaan
is het de Rb. onmogelijk geworden de grondslag van de bestreden besluiten
te beoordelen. Mede gelet op het bepaalde in art. 8:31 AWB is de Rb. derhalve
van oordeel dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven.
Pres. Rb. s-Gravenhage 20 febr. 1996 AWB-katern 38
Uit het niet tijdig inzenden van de stukken moet worden afgeleid dat verweerder
geen groot belang hecht aan de spoedige verwijdering van verzoeksters. Onder
die omstandigheden zijn de verzoeken kennelijk gegrond.
ABRS 20 maart 1995 AB 1995, 364
(WOB) Kennisneming vereist, gezien aard procedure over openbaarheid stukken.
Hoger beroep ambtshalve gegrond bevonden. Terugverwijzing op de voet van
art. 44 eerste lid onder b WRvSt
[100] ABRS 27 augustus 1997 NA 1997, 449
Artikel
8:31 AWB heeft geen betrekking op het indienen van een verweerschrift.
Het dagelijks bestuur heeft weliswaar nagelaten een verweerschrift in te
zenden, doch nu de wet daaraan geen consequenties verbindt, gaat de Afdeling,
gelet ook op de informatie die reeds bekend was, aan het ontbreken van dit
stuk voorbij
Rb. Dordrecht 4 juli 1997 JB 1997, 226
De vraag of onder de term: verplichting stukken over te leggen in art. 8:31
AWB ook valt de in art. 8:42, eerste lid,
AWB opgenomen verplichting voor het bestuursorgaan om de op de zaak betrekking
hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen, dient naar het oordeel
van de Rb. bevestigend te worden beantwoord.
Rb. Rotterdam 17
maart 1995 JB 1995, 130
Weigeren voeren verweer, beroep gegrond.
Rb. Leeuwarden 7 maart 1995 NA 1995, 351
Niet-inzenden verweerschrift; beroep kennelijk gegrond.
Hof 's-Gravenhage 8 mei 1996 V-Np. 1996, 3054
Inspecteur zendt
geen vertoogschrift in. Inspecteur niet verschenen ter zitting. Mitsdien
kan uit de proceshouding van de Inspecteur worden afgeleid dat hij zich
refereert aan het oordeel van het Hof. Naheffing. De Inspecteur heeft niet
aan het proces deelgenomen. Aan zijn stelplicht noch aan de op hem rustende
bewijslast heeft hij voldaan. Niet geslaagd in bewijs. Beroep gegrond.
[101] CRvB 13 juli 1995 PS Katern 20
Het feit dat een
betrokkene zich niet in de keuze van de deskundige kan vinden, levert in
het algemeen, geen deugdelijke grond op om niet te voldoen aan zijn verplichting
bij die deskundige te verschijnen. Er zijn gevallen denkbaar waarin de betrokkene
dermate zwaarwegende bezwaren tegen de door de rechter ingeschakelde deskundige
heeft dat wel van een deugdelijke grond kan worden gesproken. In het onderhavige
geval is de CRvB niet van dergelijke zwaarwegende bezwaren gebleken. De
omstandigheid dat de deskundige in een eerdere procedure tussen partijen
heeft gerapporteerd omtrent de belastbaarheid van betrokkene op de toen
in geding zijnde datum 1 febr. 1989, en in dat rapport een oordeel heeft
gegeven dat niet strookt met betrokkenes standpunt in die zaak, staat er
niet aan in de weg om in het onderhavige geding waarin de belastbaarheid
van betrokkene op 24 mei 1993 aan de orde is, opnieuw als neutraal deskundige
op te treden.
Pres. CRvB 26 augustus 1997 KG 1998, 8
Betrokkene heeft geen inzicht verschaft in de deugdelijkheid van de reden
van verhindering, waarop de deskundige geweigerd heeft een nieuwe afspraak
te maken. Onder deze omstandigheden heeft de Rb. naar het oordeel van de
president alleen al verzoekers opstelling bij het entameren van het onderzoek
door dr. Sno kunnen aanmerken als het niet verlenen van de wettelijk vereiste
medewerking aan een deskundigenonderzoek, waarop art. 8:31 ziet.
[102] HR 9 januari 1998 RvdW 1998, 15
Vaststelling Rb.
dat betrokkene haar medewerking aan het medisch onderzoek heeft geweigerd.
Middel dienaangaande gegrond, aangezien uit de stukken blijkt dat R. kennelijk
het standpunt heeft ingenomen dat zij bereid was mee te werken aan het belastingonderzoek',
indien prof. R. een onderzoeksprotocol zou opstellen. Bij zo'n onderzoek
ligt het op de weg van de arts betrokkene m.b.t. het onderzoek van voldoende
informatie te voorzien (art. 7:448 lid 1 en 2 jo art. 7:464 lid 1, BW).
Van betrokkene kan niet worden gevergd zich zonder kennis als hiervoor bedoeld
aan een dergelijk onderzoek te onderwerpen.
[103] CRvB 5 juli 1995 NJB-katern p. 609,
nr. 46
De door de griffier
tevoren ondertekende en door de deskundige verzonden, oproeping bij een
deskundige te verschijnen is blijkens de originele enveloppe niet bij aangetekende
brief verzonden. De rechtbank heeft daarop het beroep niet ontvankelijk
verklaard, omdat appellant, die zijn verhuizing niet had doorgegeven, niet
bij de deskundige is verschenen. Nu is gehandeld in strijd met het bepaalde
bij art. 8:37 AWB, kan aan het niet voldoen aan de oproeping niet de door
de eerste rechter getrokken conclusie worden verbonden.