Zie ook Schade
Notitie 1997 CV
De administratieve rechter kan aan de in het gelijk gestelde partij, indien daarvoor gronden zijn, op haar verzoek ook schadevergoeding toekennen ten laste van een door hem aan te wijzen rechtspersoon (art. 8:73 Awb). Indien geen schadevergoeding wordt verzocht of indien de administratieve rechter op een verzoek geen beslissing neemt blijft de burgerlijke rechter bevoegd een vordering tot schadevergoeding te beoordelen.
Ten tijde van het nemen van het rechtens onjuiste besluit had een rechtmatig besluit kunnen worden genomen, dat naar aard en omvang eenzelfde schade tot gevolg zou hebben gehad.
Vaststaat dat het spoedshalve toepassen van bestuursdwang, zoals het college dat in dit geval heeft gedaan, niet rechtmatig was. Van schade, geleden ten gevolge van dat besluit, is echter slechts sprake indien deze hiermee in een zodanig verband staat dat deze aan het college, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van dat besluit moet worden toegerekend. Dat is niet het geval indien ten tijde van het nemen van het rechtens onjuiste besluit een rechtmatig besluit had kunnen worden genomen, dat naar aard en omvang eenzelfde schade tot gevolg zou hebben gehad.
Indien een verzoek om vergoeding van schade als gevolg van een rechtens onjuist bevonden besluit wordt gedaan, is het aan het bestuursorgaan om, als daartoe aanleiding bestaat, aannemelijk te maken dat ten tijde van het nemen van dat besluit ook een rechtmatig besluit had kunnen worden genomen.
In dit geval heeft het college dat aannemelijk gemaakt (…). In plaats van het bij brief van 1 mei 2003 kenbaar gemaakte voornemen tot toepassing van bestuursdwang had het college, naar het oordeel van de Afdeling, wegens een klaarblijkelijke dreiging van een overtreding, een besluit tot preventieve bestuursdwang kunnen doen uitgaan. Gelet hierop bestaat geen rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het spoedshalve toepassen van bestuursdwang en de door appellant gestelde schade, zodat het college het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.
In geschil is de vraag of de brief van eiser moet worden aangemerkt als een verzoek om een zelfstandig schadebesluit te nemen. De Rb. is van oordeel dat uit de bewoordingen van de brief van eiser niet is af te leiden dat verweerder uitdrukkelijk wordt verzocht een besluit te nemen. De Rb. neemt hierbij onder meer in aanmerking dat in die brief geen publiekrechtelijke grondslag is opgenomen. De Rb. acht het aannemelijk gemaakt door eiser, dat hij beoogt verweerder in civiele zin aansprakelijk te stellen. (…) Uit de bewoordingen van het verzoek moet duidelijk blijken dat om een zuiver schadebesluit wordt verzocht. Verwijzing naar uitspraken Afdeling 6 oktober 2010, 201001352/1 (LJN: BN9564) en ABRS, 7 juni 2006, 200509663/1 (LJN: AX7065).
Bevoegdheid van de administratieve rechter is gegeven ten aanzien van een verzoek
van een burger om een besluit te nemen tot schadevergoeding uit onrechtmatige
daad bij connexiteit met een besluit van een bestuursorgaan. Dit wordt het zuiver
schadebesluit genoemd. (vgl. CRvB 28-07-1994, AB 1995, 133 en ABRS 29-11-1996,
AB 1997, 66).
Art. 147 Gemeentewet: de bevoegdheden van art. 108 BW voor zover niet krachtens
deze wet toegekend aan B&W berust bij de Raad.
Door de connexiteitsbenadering is te stellen dat de bevoegdheid tot het nemen
van een schadebesluit berust bij het orgaan dat het schadeveroorzakend besluit
nam
De bevoegdheid tot kennisneming van (hoger) beroep tegen een zuiver schadebesluit berust bij de administratieve rechter die bevoegd is te oordelen over het (hoger) beroep tegen het schadeveroorzakende handelen of nalaten zelf. Indien de mogelijkheid van beroep, en daaraan voorafgaand eventueel bezwaar, terzake van dat schadeveroorzakend handelen of nalaten ontbreekt, is de burgerlijke rechter bevoegd ten gronde over dat schadebesluit te oordelen (CRvB 24 september 1997 AB 1997, 431; CRvB 2 juli 1997, JB 1998, 178; CRvB 24 september 1997 JB 1997, 240). Het heroverwegingskarakter van de bezwaarschriftprocedure geeft geen aanleiding tot afwijking van de hoofdregel dat het bestuursorgaan aansprakelijk is voor de schade, ontstaan als gevolg van onrechtmatige besluiten. Dat betekent dat ook voor onrechtmatige primaire besluiten risico-aansprakelijkheid bestaat, ook als het besluit in bezwaar wordt herroepen.
De schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade, die veroorzaakt zou zijn binnen het kader van de uitoefening door dat orgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, is - ook indien dat verzoek niet op een specifieke wettelijke grondslag is gebaseerd - een publiekrechtelijke rechtshandeling en dus een besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb. (...) Het rechtsgevolg waarop een beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade, veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, is gericht, is dat naar publiekrecht al dan niet een aanspraak op betaling van schadevergoeding wordt gevestigd (ABRS 6 mei 1997 JB 1997, 118, zie art. 8:1 AWB, `connexiteitsvereiste betreft de toegang tot de administratieve rechter vgl. CRvB 28 juli 1994 JB 1994, 221) .
(de algemene of bijzondere bestuursrechter is bij connexiteit met een besluit
slechts bevoegd als het besluit appellabel is. Een besluit is ook gegeven zonder
connexiteit als de beslissing om schadevergoeding verband houdt met de uitoefening
van een schadeveroorzakende publiekrechtelijke bevoegdheid)
De schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om schadevergoeding,
die veroorzaakt zou zijn binnen het kader van de uitoefening van een aan het
publiekrecht ontleende bevoegdheid is, ook indien dat verzoek niet op een specifieke
wettelijke grondslag is gebaseerd, een publiekrechtelijke rechtshandeling en
dus een besluit als bedoeld in art. 1:3 AWB.
Een publiekrechtelijke rechtshandeling is een op rechtsgevolg gerichte beslissing
van een bestuursorgaan dat het nemen van die beslissing ontleent aan het publiek
recht.
De algemene of bestuursrechter is slechts bevoegd tot kennis nemen van een schadebesluit
indien hij tevens bevoegd was te oordelen over het schadeveroorzakende publiekrechtelijke
optreden.
Een beslissing op een buitenwettelijk verzoek om schadevergoeding naar aanleiding
van een niet voor beroep bij de bestuursrechter vatbare wijze van uitoefening
van een schadeveroorzakende publiekrechterlijke bevoegdheid is een besluit in
de zin van art. 1:3 AWB (Vlodrop ABRS 6-5-1997 BR 97, p 599 e.v. Alpha
lijkt contrair ten aanzien van appellabiliteitseis C.V. ).
Als appellant voldoende duidelijk maakt dat hij naast een verzoek tot erkenning
van aansprakelijkheid krachtens art. 6:162 BW in ieder geval ook beoogde dat
verweerder een besluit zou nemen dat naast het schadeveroorzakende besluit een
zelfstandige titel zou vormen waaruit voor appellant een aanspraak op betaling
door verweerder van schadevergoeding zou voortvloeien, kan de toekenning van
zodanige schadevergoeding als gevolg van het door het betrokken bestuursorgaan
genomen besluit worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Zo'n toekenning en ook de weigering daarvan kan derhalve worden bestempeld als
een besluit in de zin van de AWB.
Par implicite kan het College van mening zijn dat de inhoud van het verzoek
van invloed kan zijn op de aard van het besluit. Alleen een verzoek tot erkenning
van aansprakelijkheid zou niet aan te merken zijn als een besluit in de zin
van art. 1:3 AWB (CBB 19-2-1997, AB 97, 144).
Een schriftelijke beslissing op een verzoek tot schadevergoeding tengevolge
van een vermeend onrechtmatig besluit, ook al is dat niet appellabel omdat het
een algemeen besluit is (art. 8:2 AWB), is aan te merken als een besluit in
de zin van art. 1:3 AWB. Het publiekrechtelijk rechtsgevolg van een (zuiver
schade)besluit vloeit voort uit het in het besluit in ieder geval vervatte oordeel
over de aanspraken die al dan niet zouden bestaan op schadevergoeding in verband
met het in het geding zijnde bestuurshandelen (Alpha ABRS 29-11-1996, AB 1997,
66, JB 96, 253;
in NJB 97, 430 behandelt Polak deze uitspraak waarbij de afdeling een schadevergoedingsbesluit
binnen zijn competentie acht m.b.t. een algemeen verbindend voorschrift dat
niet de competentie van de bestuursrechter is.).Onzuiver schadebesluit gelijkheidsbeginsel nadeelscompensatie
Het besluit over schadevergoeding maakt onderdeel uit van het besluit de veemarkt
te sluiten en is daardoor geen zuiver, zelfstandig, maar een onzuiver schadebesluit.
Het gelijkheidsbeginsel verplicht de gemeente de onevenredige schade, die redelijkerwijze
niet of niet geheel ten laste van de betrokkene behoort te blijven, te vergoeden.
Onevenredige schade is echter niet geleden (ABRS 28-12-1995 AB 1996, 206.)
Een beslissing op bezwaar is als zodanig een besluit waarvan beroep mogelijk
is daargelaten of het besluit in primo een besluit in de zin van art. 1:3 AWB
is (ABRS 24-1-1995, JB 1994, 101).
Idem rechtmatige daad nadeelscompensatie openbaar belang Beurskens / Overloon
Het (publiekrechtelijk) rechtsgevolg van een beslissing omtrent schadevergoeding
tengevolge van rechtmatig overheidsoptreden vloeit uit het, mede aan art. 3.4.
lid 2 AWB ten grondslag liggende algemeen rechtsbeginsel van "égalité"
devant les charges publiques", op grond waarvan bestuursorganen zijn gehouden
tot compensatie van onevenredige buiten het maatschappelijk risico vallende
en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende schade als gevolg
van hun op de behartiging van het openbaar belang gerichte optreden.
Over het zuiver schadebesluit oordeelt de rechter die ook oordeelt over de schadeoorzaak
(ABRS 18-2-1997, AB 97, 143, JB 97, 47, BR 97, p. 367 e.v.).
Een verzoek om (rente) schadevergoeding dat zozeer samenhangt met een eerder
appellabel (vernietigd) besluit is een verzoek tot het nemen van een schadebesluit
dat als een besluit in de zin van art. 1:3 AWB is aan te merken (CRvB 28-7-1994
AB 95, 133)
Idem College van Beroep voor de Studiefinanciering, CBSf 23-5-1996, JB 96, 177
Het staat eiser vrij om ter zake van die schade alsnog een besluit van verweerder
uit te lokken. Een dergelijk besluit hangt zozeer samen met het eerdere besluit
dat het als een besluit in de zin van art. 118 WSF juncto art. 1:3 AWB zal zijn
aan te merken
Idem CBSf 13-6-1996, RAWB 96, 117 jur. 44
Ter voorkoming van een ongewenste versnippering van rechtsmacht dienen besluiten
op verzoeken tot schadevergoeding verband houdende met in beginsel bij het College
appellabele besluiten op grond van de WSF genomen, vanwege hun nauwe samenhang
met deze eerdere besluiten te worden aangemerkt als besluiten in de zin van
art. 1:3 AWB, juncto art. 118,1 WSF.
`Het staat verzoekster vrij om ter zake van de door haar
verlangde vergoeding van renteschade alsnog een besluit van het bestuursorgaan
uit te lokken. Een dergelijk besluit hangt zozeer samen met het eerdere (appellabele)
besluit, waarbij wijziging in de aanspraak op toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering
is gebracht, dat het, ertoe strekkend om de gestelde renteschade als gevolg
van het door de rechtbank vernietigde besluit, geheel, gedeeltelijk of niet
te vergoeden, als een besluit in de zin van art. 1:3 van de Awb is aan te merken
(zie ook CRvB 9 jan. 1996 NJB 1996, p. 730; zie voor het ambtenarenrecht, CRvB
28 maart 1996 JB 1996, 116)
CvBSf 13 juni 1996 NA 1996, 274: Wet op de studiefinanciering; beslissing op
verzoek tot schadevergoeding, `verband houdende met in beginsel bij het CvBSf
appellabele, door verw. op grond van de WSF genomen besluiten, vanwege hun nauwe
samenhang met deze eerder besluiten, aangemerkt als besluiten in de zin van
art. 1:3 jo. 118, lid 1, WSF'
Het kan de justitiabele niet tegengeworpen worden dat hij geen gebruik heeft
gemaakt van art. 8:73 AWB.
Kennelijk heeft hij de keus tussen het zelfstandig schadebesluit en de rechtsgang
van het civiele recht.
(CRvB 28-7-1994, AB 95, 40, Zie ook CRvB 3-7-1995 JB 95, 201 RB Den Bosch 16-1-1997
TAR 97, 72).Bevoegdheid civiele rechter bij schadebesluit
Ook indien bij een zuiver schadebesluit afwijzend is beslist op een op de onrechtmatigheid
van een besluit gegrond verzoek tot schadevergoeding, dient de eiser niet op
grond daarvan door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk dient te worden
verklaard in een op dezelfde grondslag ingestelde vordering tot schadevergoeding.
(Zelfs als de burger aanvankelijk de bestuursrechtelijke weg is ingeslagen,
en in reactie op zijn schadeclaim een zelfstandig schadebesluit heeft uitgelokt,
althans verkregen, dan nog kan hij zich vrijelijk tot de burgerlijke rechter
wenden.HR 17-12-1999 Groningen/Raatgever, NJ
2000, 87 )
Werkgever bevoegdheid
Het is vaste jurisprudentie van de CRvB dat wanneer een ambtenaar in het kader
van zijn ambtelijke rechtsverhouding aan een bestuursorgaan vergoeding van zijn
schade vraagt het door het orgaan genomen besluit aan te merken is als een besluit
in de zin van de AWB waartegen in beginsel beroep ingevolge de Ambtenarenwet
openstaat. De ambtenarenrechter kan een zelfde rechtsbescherming verschaffen
als de burgerlijke rechter zodat de bevoegdheid van de ambtenarenrechter tot
een niet-ontvankelijkheid van de burgerlijke rechter leidt (HR 28-02-1992, Changoe NJ
1992, 687 De bevoegdheid van een administratieve rechter om van een geschil
kennis te nemen doet in het algemeen niet af aan de bevoegdheid van de burgerlijke
rechter, maar brengt wel mee dat de eiser door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk
dient te worden verklaard wanneer de administratieve rechter voldoende rechtsbescherming
biedt, welke regel ook geldt voor de verhouding tussen burgerlijke rechter en
ambtenarenrechter, vgl. B.P.M. v. Ravels t.a.p. p. 424 en 425; idem Rb Roermond
19-9-1996, TAR 96, 214; anders Rb Rotterdam 12-10-1995 NJ kort 96, 18)
HR15-11-2002 AE8464
in afwijking van Changoe
Het ligt voor de hand Groningen/Raatgever ook van toepassing te achten in ambtenarenzaken,
zulks mede gezien de inhoud en strekking van art. 8:73 Awb. Het valt niet in
te zien waarom de uit die bepaling voortvloeiende en in dat arrest aanvaarde
keuzevrijheid, die past in het streven naar een zo volledig mogelijke rechtsbescherming,
voor ambtenaren niet zou gelden. Het maken van een uitzondering voor ambtenarenzaken
zou ook een inbreuk vormen op de eenheid van het bestuursprocesrecht, die met
de invoering van hoofdstuk 8 van de Awb is beoogd.
Ingevolge de jurisprudentie van de CRvB is het voor de ambtenaar mogelijk een
zuiver schadebesluit uit te lokken. De beslissing op het verzoek tot schadevergoeding
is een besluit waartegen de rechtsgang van de ambtenarenwet openstaat. De ambtenaar
dient zich voor schadevergoeding te wenden tot het overheidsorgaan en is niet
ontvankelijk in de civiele procedure (Hof Den Haag 26-10-1995 VR 97, 16).
Anders, Hof Den Haag 25-4-1996 VR 97, 17
Nu de beroepsgang in de afwijzingsbrief niet is vermeld en zowel de ambtenaar
als het overheidsorgaan niet gedacht hebben aan de afwijzing als een administratiefrechtelijk
besluit ontstaat geen formele rechtskracht en is de mogelijkheid tot een beroep
op de civiele rechter gegeven.
Indien de administratieve rechter van zijn bevoegdheid uit art. 8:73 BW gebruik
heeft gemaakt dient de burgerlijke rechter terug te treden (Hoge Raad 17-12-1999,
NJ 2000, 87).Zuiver schadebesluit en formele rechtskracht
Voor zuivere schadebesluiten moet een uitzondering op het beginsel van formele
rechtskracht worden aanvaard in dier voege dat indien geen beroep bij de bestuursrechter
is ingediend de burgerlijke rechter een vordering tot schadevergoeding die betrekking
heeft op hetzelfde onrechtmatige besluit als waarop het zuivere schadebesluit
betrekking had ontvankelijk dient te verklaren. De gemeente is verplicht tot
vergoeding van de schade veroorzaakt door haar als onrechtmatige daad te kwalificeren
besluit; van die schade maken op grond van art. 6:96 lid 2 BW deel uit de redelijke
kosten van de door eiser ingeroepen rechtsbijstand. De omstandigheid dat in
de geschiedenis van de totstandkoming van art. 8:75 Abw tot uitdrukking is gebracht
dat de in een bestuurlijke voorprocedure gemaakte kosten in beginsel voor rekening
van de belanghebbende moeten blijven, leidt niet tot een ander oordeel van de
burgerlijke rechter (1999-12-17 HR NJ
2000, 87 ).
Is een zelfstandig schadebesluit genomen en worden daar geen rechtsmiddelen
tegen aangewend dan kan ter zake van dezelfde schadeposten niet meer om toepassing
van art. 8:73 AWB worden verzocht. (CRvB 12-11-1996, JB 96, 249 en JB 97, 10)Verplichte bezwaarprocedure ook bij zuiver schadebesluit
Volgens de Raad dient tegen een zuiver schadebesluit als hier aan de orde, ex
art. 7:1 Awb, eerst bezwaar te worden gemaakt. Naar het oordeel van de Raad
dient art. IV, eerste lid, aanhef en onder c, Wet vef, als uitzonderingsbepaling,
restrictief te worden geïnterpreteerd. In een restrictieve uitlegging van
dit artikelonderdeel past niet dat als een geschil op grond van de AAW als in
deze bepaling omschreven, wordt beschouwd een geschil, waarin voorziening wordt
gevraagd tegen een besluit om gestelde geleden schade niet te vergoeden (CRvB
2 juli 1997 JB 1997, 178).
Wanneer een ambtenaar in het kader van zijn ambtelijke rechtsverhouding tot een bestuursorgaan een vergoeding van schade vraagt en dat orgaan dat verzoek afwijst, levert een dergelijke afwijzing een besluit of weigering op waartegen in beginsel, dat wil zeggen indien ook aan de overige voorwaarden is voldaan, beroep op de bestuursrechter openstaat (CRvB 1 december 1994 TAR 1995, 33>).
Het niet handhaven van het bepaalde bij de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren
is niet vervat in een besluit op grond van art. 1:3 AWB. Tegen dit feitelijk
handelen / nalaten kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
Daarom is de Afdeling niet bevoegd te oordelen over de veronderstelde fictieve
weigering om ter zake de aanvraag tot schadevergoeding een besluit te nemen.
(ABRS 15-1-1998. NJB 98, p. 366)Zuiver schadebesluit bevoegdheid ontvankelijkheid besluit algemene
strekking
De burgerlijke rechter is bevoegd kennis te nemen van een vordering ter zake
een besluit van algemene strekking, APV. De vordering is in beginsel ontvankelijk
daar tegen het besluit geen beroepsgang heeft open gestaan. (HR 11-11-1996,
NJ 1997, 165)Besluit algemeen voorschrift rechtsmacht
De burger kan steeds het oordeel van de burgerlijke rechter vragen over de onverbindendheid
van een algemeen voorschrift. Dat is niet beperkt tot belangenorganisaties.
(HR 11-10-1996 AB 97, 1)Art.
8:73 AWB
Art. 8:73 AWB biedt geen mogelijkheid tot het voeren van een zelfstandige procedure
tot vergoeding van schade als het verzoek om schadevergoeding wordt gedaan door
een partij, die zelf geen hoger beroep heeft ingesteld, na het moment waarop
door een partij die wel hoger beroep heeft ingesteld, dat hoger beroep door
intrekking is beëindigd. In die situatie zal belanghebbende een zuiver schadebesluit
moeten uitlokken (CRvB 28 juli 1994 AB 1995, 133).Art.
8:73 AWB
MvA II, PG AWB II, p.
476 e.v.:
De criteria die de administratieve rechter zal hanteren bij de, beantwoording
van de vraag of er aanspraak op schadevergoeding bestaat, zijn dezelfde als
de criteria die de civiele rechter hanteert bij de afdoening van geschillen
ter zake van onrechtmatige overheidsdaad. (...) Wij hebben de stellige overtuiging
dat de beoogde integratie er juist sterk toe zal bijdragen dat de administratieve
rechter schadevergoedingskwesties niet meer zal endosseren aan de burgerlijke
rechter zie ook (NEV, PG AWB II, p. 4781. Niettemin vinden wij het thans een
stap te ver gaan om de civiele rechter geheel uit te sluiten. (...) Ten slotte
wijzen wij erop, dat de mogelijkheid bestaat dat partijen nog niet in staat
zijn een standpunt in te nemen over de omvang van de schade en deswege besluiten
dit punt buiten de bestuursrechtelijke procedure te laten.
Ten slotte achten wij
het niet nodig om een schadestaatprocedure op te nemen in afdeling 8.2.6. In
artikel 8.2.6.7 (8:73), tweede lid, is voorzien in de mogelijkheid dat de administratieve
rechter het onderzoek heropent. Ingevolge het van overeenkomstige toepassing
verklaarde artikel 8.2.6.3 (8:681 bepaalt de rechtbank op welke wijze het onderzoek
wordt voortgezet. De afdelingen 8.2.2 en 8.2.5 geven partijen en de rechter
voldoende mogelijkheden om de voor de vaststelling van de omvang van de schade
relevante feiten in het geding te brengen.
Kosten in de voorprocedure, die pas voor vergoeding in aanmerking komen indien de primaire besluitvorming dermate ernstige gebreken vertoont, dat gezegd moet worden dat het bestuursorgaan tegen beter weten in een onrechtmatig besluit heeft genomen. (Bewuste miskenning van de jurisprudentie van de Raad inzake de betaling van wettelijke rente over nabetalingen CRvB 29 mei 1998, AA8780).
Lid 2 van art. 3:4 AWB betreft het in Frankrijk als égalité devant les charges publiques bekend staande beginsel dat het bestuursorgaan verplicht tot de betaling van nadeelscompensatie als een enkel belang voor een hoger belang moet wijken. Een specifiek voorbeeld daarvan is de plancompensatie van art. 49 WRO in geval van benadeling door de vaststelling van een bestemmingsplan. Voor fouten in de uitvoering van een bestemmingsplan geldt het niet (HR 27-5-1994 RvdW 94, 119[27]).